maandag 24 juni 2013

Platonically Stained





In 2005 kwam Platonically Stained uit. De Engelstalige collectie erotische korte verhalen van mijn hand zag ’t daglicht net nadat ik Kornelis leerde kennen, en vrij kort daarna liep de promotie er van totaal in de soep. De reden? Tè positieve reacties.

Ergens had ik iets heel anders verwacht toen ik met mensen ging praten over m’n bescheiden bundeltje. Ik dacht dat ik voor van alles uitgemaakt zou worden, en daar mogelijk wat vrienden mee zou verliezen. Dat laatste gebeurde toch wel, maar op een andere manier.

In de voorgaande jaren had ik met enige regelmaat, en met variërend succes, gereageerd op verzoeken van redacties van onder andere poezie-bloemlezingen. Op die manier leerde ik een redacteur kennen, en ontwikkelde een vriendschap met hem. Het verzamelen van stukken was een nevenactiviteit, een manier om uiting te geven aan zijn interesse voor zowel jeugd als cultuur.  Hij was actief in de politiek in Amerika, en destijds hard op weg naar een zetel in de lokale overheid van zijn staat. Het ene moment heb je een aimabel gesprek, het volgende breng je je boek te berde, en vraag je om advies van een oud-gediende. Het daarop ontvangen verzoek om een stukje te laten lezen honoreer je, en voor je ’t weet heb je een volslagen vreemde in je inbox. Ik dacht een serieus gesprek aan te gaan over schrijven en uitgeven, de zakelijke kant van het hele gebeuren, en in plaats daarvan ontving ik –van een volgens zijn campagneteam gelukkig getrouwd man met kinderen- taal waar ik niet van gediend was. Grof werd me even verteld was hij met me zou willen doen op zijn bureau, in niet mis te verstane bewoordingen. Ik sloeg stijl achterover; iemand die zelf ook schrijft, en toch het verschil niet kon zien tussen de  auteur en het geschrevene? Fictie op een pagina,  en wie ik werkelijk was, al kende hij me al jaren? Of tenminste, ik dàcht dat hij me kende. Ik wist niet wat ik er mee moest, bleef beleefd terwijl ik me terugtrok, en heb daarna nooit meer gereageerd op bloemlezingen waarbij hij over de samenstelling ging.

Hij was de eerste die mijn stukken zag als een open invitatie, maar niet de laatste.

Een andere, vergelijkbare situatie deed zich voor met een fotograaf. Een zeer getalenteerde man, die prachtige foto’s maakte die me met hun kwetsbaarheid zeer aanspraken. Ik zag zijn werk en reageerde daarop op zijn website. In de jaren daarna spraken we elkaar met enige regelmaat online, werden kerstkaarten uitgewisseld en wat goodies met zijn werk er op toegezonden. Hij was een typische geitenwollen-sok, een macrobiotisch, rechtsdraaiend type met linkse ideeën,  die woonde met vrouw en katten in een mij welbekend gebied in Canada. Tijdens een van onze gesprekken kwam mijn boek naar voren, en ook hij vroeg naar een voorproefje. Dat kreeg hij. Wat ik terug kreeg was geen mail van iemand die via zijn eigen stiel ook met publicaties te maken had gehad. Nee, hij stuurde me zijn eigen stukken toe. En hoewel er een hele lange discussie kan ontstaan over wat porno is en wat erotiek, die scheidingslijn was me daar meer dan duidelijk. Mijn stukken handelen ook over emoties, intermenselijke relaties: erotiek. De zijne slechts over de fysieke handelingen: porno. (En eerlijk is braaf, de stijlfouten waren ook niet van de lucht. Wat een amateuristische bagger!)  Er werd me ook meteen verteld dat zijn vrouw eigenlijk een domme koe was en hij met al zijn modellen sliep. Wat ook voor mij een optie was, als ik weer eens in de buurt was. (Nodeloos te vermelden dat ik toen een stuk slanker was, en met een soort-van regelmaat overvloog naar Canada. Dus logistiek gezien was het zo onmogelijk nog niet, als ik ’t überhaupt had gewild. Maar moréél?!). Het heeft nog even geduurd voor de stroom van porno in mijn richting ophield, maar ik begon aardig goed te worden in dingen laten doodbloeden.

Wat ik dus ook liet gebeuren met de promotie van m’n boek. De website ging uiteindelijk uit de lucht, en ik kon weer ademhalen. Mensen die me kenden als trouw, monogaam, en bijna preuts over mijn opvattingen over die twee voorgaande begrippen, leken daar niets meer van mee te krijgen, zolang ik ook maar iets met Platonically Stained van doen had. Het rijtje boeken dat ik voor mezelf had verdween in m’n kast, waar ze nu nog staan, samen met het reclamedrukwerk dat ik destijds had laten maken.
En toen kwam recentelijk Vijftig Tinten Grijs uit, van E. L. James. Uit een soort van wedijver ben ik ’t gaan lezen, tegelijkertijd met iemand anders uit mijn omgeving. De grappen onderling over “Oh My!” (wat ik niet kan lezen zonder George Takei te horen in mijn hoofd. Klik maar even op deze link.) en met pompoms zwaaiende innerlijke godinnen, waren niet van de lucht. Ik hield de verkoop van de Tint-boeken bij, en verdomd… Het liep als een trein! Keurige huisvrouwen zaten met dat boek in de tram of het café. Huismoeders die hun kinderen ophaalden van school bleken het er aan de poort nog over te hebben. Het leek wel of zeker de helft van de vrouwen die ik kende, (en enkele mannen!) het boek, zo niet de gehele serie, hadden verslònden. Ineens mocht je dus wèl uitkomen iemand te zijn met zelfs maar een vluchtige interesse in seks, zonder dat iemand je daar over lastig viel alsof je een promiscue typetje was! Veroordelingen bleven en masse uit, en ik zat met m’n mond open te kijken naar wat plots allemaal wel kon. HEMA verkocht de serie zelfs bij de kassa…!  En ik? Ik wist niet wat ik zag!

Intussen bleef mijn goede vriend Chris mijn boek hier en daar in boekhandels in Amsterdam op de erotiekafdeling leggen, als guerrilla-actie. Aangezien hij destijds het redigeerwerk voor me had gedaan had hij een aantal extra exemplaren in huis, en die plaatste hij steeds vakkundig náást al wat enigszins grijzige tinten vertoonde, in de betere boekhandels. En ze werden stuk voor stuk verkocht, al zag ik van die verkopen uiteraard geen cent terug; ik werd op z’n minst dan toch waarschijnlijk wèl gelezen…  

Begin juni schreef ik een stuk over een aantal gebeurtenissen in m’n leven waar ik toevallig ook twee afzonderlijke verhalen, of liever, personages op geënt had. Voor de humor pakte ik mijn eigen boek er bij en las de eerste paar alinea’s van een van die verhalen. Gewoon, voor de grap. Wat ik voor die tijd niet besefte, en wat toen pas tot me doordrong…. Het was verdomd goed geschreven. Het personage smaakte als een echt persoon, en al heb ik niet zo ver doorgelezen dat ik tot aan het erotische gedeelte van het verhaal toe kwam, het was toch een beetje zuur. (Ik word verlegen van mijn eigen werk, ook van de poëzie of andere stukken, maar dit was wel extra… Bloos-waardig). Al met al, stak het beter in elkaar dan de Tint-boeken, en geen kip die ’t las. Snotverdulleme!

Gisteren heeft Kornelis werk gemaakt van het opnieuw in de lucht gooien van de website. Ik heb geen opties neergezet voor contact met de auteur –dat heb ik al wel afgeleerd!- en ik hoop dat de tijden genoeg zijn veranderd om toch de site actief te kunnen laten. En dan maar de vingers kruisen dat de mensen die ik al ken niet ineens anders tegen me aan gaan kijken. Ik ben een gelukkig getrouwde vrouw die totaal geen interesse heeft in wie dan ook buiten de echtelijke sponde. Dat verandert niet ineens vanwege ’t bestaan van www.Platonically-Stained.com .

Geen idee of ik later weer spijt krijg, maar ik heb 1000 visitekaartjes met de link naar de site besteld, dus we zullen zien.

zondag 23 juni 2013

Het Dr. Phil moment van José (of, hoe ook ik open deuren in kan trappen)



Deze week wordt er getrouwd in de familie. Intussen spreekt m’n beste vriend over zijn toekomstplannen met z’n vriendin, en m’n moeder over hoe ’t leven was toen ze zelf net getrouwd was. Om ons heen is relatief veel, zeer uiteenlopend vergelijkingsmateriaal. Mensen in verschillende stadia in hun leven en relaties, in positieve of negatieve sferen. Het geeft de nodige stof tot nadenken, en dat bracht me er toe eerder deze week, toen Kornelis net op ’t randje van de slaap balanceerde, te zeggen dat we stiekem toch best een goed huwelijk hebben. Hij lachte alsof ik zei dat de lucht blauw was en het gras groen. Maar zo vanzelfsprekend is het allemaal niet.
In september zijn we vijf jaar getrouwd, en die tijd is omgevlogen. Een fractie van een mensenleven wellicht, maar voor ons is er eigenlijk weinig veranderd; we gaan nog hetzelfde met elkaar om als toen we net getrouwd waren. En ik weet niet of iemand iets aan dit stukje gaat hebben, of dat het in de wind wordt geslagen met een “Wat weet zij nou, na vijf jaar?!”, maar het gaat niet alleen om de tijd die ik, die wij, in de echt verbonden doorbrachten. Ik heb 34 jaar levenservaring bij die ik meeneem in mijn relatie, en voor Kornelis is het niet veel anders. Ik heb slechts meer bagage dan hij. Dus om wat dingen op een rijtje te zetten, redenering en achtergronden incluis…

1.       Praat met elkaar. Vooralsnog is dat het belangrijkste wat ik mee kan geven, maar daar stopt het niet. Praten over ’t weer helpt je niet de ander te begrijpen. Zeg wat je hoopt, wat je droomt, maar vooral ook wat je angst aanjaagt. Liefde is ook schuilen bij elkaar en samen het monster onder ’t bed bevechten, omdat je het, heel simpel gezegd, niet alleen hoeft te doen. Omdat iemand van je houdt en je wil helpen. Alles wat je samen aanpakt is per definitie minder eng dan wanneer je een last, welke last dan ook, alleen probeert te dragen. Zorg om geld, kinderen, werk, fysieke of mentale gezondheid, er schuilt een hoop opluchting in het vocaliseren ervan. Wie weet kan de ander de malende gedachten stopzetten, als je ze de kans maar geeft? En als je niet uit je woorden komt, blijf dan praten, blijf jezelf herhalen, totdat je de nuances wel treft en bij de ander het lampje gaat branden. Als je op voorhand denkt dat de ander iets verkeerd gaat opvatten, zeg dat er dan bij. Zeg ook wat je vooral niet bedoelt, zodat het niet alsnog een misverstand wordt! En als je partner je probeert te helpen, dan is dat niet per sé een aanmerking op hoe je dingen normaal doet, maar een handreiking. Onmacht is een grote verdeler, maar ook die kan je samen verslaan. Als je er maar over praat. Zeg dat die onmacht er is, en hij lost zo goed als ter plekke op. Kwetsbaarheid is menselijk, en je hoeft je bij de mensen die je liefhebben niet sterker voor te doen dan je bent. Praten is geen wondermiddel, maar het is wel het begin van wederzijds begrip met een basis in liefde. Beter kan je niet beginnen, toch?

2.       Deel in geluk. Klinkt zweverig, is het niet. Ik heb helemaal niks met Sopor Aeternus, een artiest waar Kornelis aardig weg van is. Maar ik ben degene die de website van infrarot.de in de gaten houdt voor nieuwe releases, en ik bestel sinds jaar en dag de speciale edities voor m’n vent. Hij wordt er blij van, dus ik ook. Tijdens Record Store day kwam ik een Bride of Frankenstein soundtrack singletje tegen waarvan ik niet had durven hopen dat we ‘m zouden vinden. Ik stond daar te stuiteren met iets in mijn handen waarvan ik wist dat híj er gelukkig mee zou zijn. Hetzelfde gold toen ik de kans had een gesigneerde Stephen King aan te schaffen. Sterker nog, Kornelis stond zo fanatiek naast me met z’n armen te flapperen, zijn hyperventilatie bijkans gesynchroniseerd met de mijne, terwijl ik de bestelling intikte op de computer, dat ik het hele formulier verpestte, en er nog enkele paniekerige e-mails achterna moest sturen omdat ik bij “Country” Baarn in had gevuld, en niet The Netherlands. Hij wist wat een Joyland met krabbel voor me zou betekenen, en hij gunde ’t me zo. Om nog maar te zwijgen over de week na onze ontmoeting met Alice Cooper, een gedeelde passie, waar ik nog regelmatig volschoot en we elkaar alsof ’t afgesproken werk was steeds in de armen vielen met “Het is gelukt!” (Met dank aan Chris!). Het gunnen van geluk aan de ander, zonder afgunst of bittere ondertoon, is heerlijk. Tijdens onze verlate huwelijksreis naar Venetië zijn we omstreeks vieren uit bed gegaan om het uitgestorven San Marco Plein te aanschouwen in haar nachtverlichting, en de zon op te zien komen vanaf de met gondels bezaaide kade. Kornelis wist dat die fotografiesessie belangrijk voor me was, dus dat deden we. Een ander zou zeggen,”Mens, laat me slapen!”, maar hij vindt het vanzelfsprekend dat als ik ergens blij van wordt, dat dat dan maar moet gebeuren. En vice versa geloof ik hetzelfde over hem. Nachtelijk Venetië was prachtig, en een van de meest romatische dingen die we gedaan hebben. We hebben er geen van beiden spijt van, en het is iets dat we zo weer zouden doen. Gunning van geluk, is oprecht delen er in. Blijdschap is besmettelijk.

3.       Zorg zèlf dat je er iets bijzonders van maakt. Het onderwerp in kwestie hoeft niets groots te zijn, maar zorg dat de monotonie doorbroken wordt. Sleur wordt gezien als iets slechts, wat het helemaal niet hoeft te zijn; als je samen een goed ritme hebt, prima, kom maar op met die “sleur”! Maar laat iets bijzonders deel  zijn van je vaste routine! Zoals inmiddels wel bekend is m’n gezondheid niet denderend. Ik weet niet of, als we iets plannen, die dag mijn lijf mee gaat werken te ja, dan wel te neen. En over het algemeen is mijn leventje vrij saai. Vanwege die voorgenoemde gezondheidsproblemen, en wat snert-fobietjes, kom ik bijna de hele week niet buiten, de boodschappen met Kornelis daargelaten. Nou, een half uurtje Albert Heijn en je bent weer thuis. Lekker bijzonder.  Ik spreek bijna niemand, ik doe vaak de gordijnen niet eens open. Als we niks ondernemen, dan is míjn leven, tijdens de werkdagen dat Kornelis van huis is, in ieder geval al dodelijk droog. Dus ja, dan gaan we ogenschijnlijk spontaan naar musea, of voor een korte –niet al te vermoeiende- fotosessie naar de Theetuin in Eemnes. Het geheim is gewoon dat ik verschillende alternatieven voor een daginvulling in m’n hoofd heb voor ’t weekend begint: of we blijven thuis huishoudelijke dingen doen, of… (Vul maar in, alles kan, want ik heb ook wel een regenplanning bedacht!).  In de Efteling worden we beiden hartstikke gelukkig, en we gaan gewoon op een dag dat we kunnen. (Lees; wanneer ik er toe in staat ben te gaan. Liefst een regenachtige dag, want dan zijn er geen rijen). De toegangskaartjes liggen in de lade onder de TV, dus we kunnen theoretisch iedere ochtend zeggen, ja, dit is dè dag! Voor voorstellingen gaan we naar Amstelveen, Amersfoort, Amsterdam, Utrecht of Baarn, want al levert een avondje uit de nodige stress op, het is ook een opsteker en in mijn geval, een adrenaline-kick. We zorgen zelf voor hoogtepuntjes in ons jaar, want anders zijn ze er gewoon niet! En dat verwijst dan weer terug naar de vorige alinea: deel in geluk. Want tijd nemen voor jezelf als stel en gewoon iets leuks gaan doen, samen, valt daar ook onder. Dan blijft die was maar een dagje extra liggen, wat is nu belangrijker? Schone sokken –waarvan er toch een bakkersdozijn aan paren in de sokkenla liggen- of genieten met je partner?

4.       Geen spijt. Weer zo’n ogenschijnlijke dooddoener, want het is meteen ook weer vragen naar het onmogelijke. Iedereen heeft altijd wel ergens spijt van. Daarom juist. Probeer ’t tot een minimum te beperken. Zoals ik al eerder redelijk breed uitmat, heb ik de nodige verliezen geleden. De dood is niet voorbehouden aan oude van dagen, ook jonge mensen laten het leven. Kanker, zelfmoord, ongelukken, of gewoon een bizarre samenloop van omstandigheden… Hun leeftijd redde ze niet van ’t kerkhof. Daarnaast, van uitstel komt afstel, is niet voor niets een gezegde. Mensen hebben sowieso vaak het idee dat ze automatisch het eeuwige leven hebben, en zo ze die illusie al niet meer koesteren, dan tenminste de waan dat hun gezondheid blijvend van aard is. Zo werkt ’t in de praktijk niet voor ‘t gros. Stel niet uit tot morgen…  Iemand in mijn directe omgeving zette haar leven altijd in de wacht voor een ander. Eerst voor haar ouders, daarna ook nog voor haar echtgenoot en kind. Tegen de tijd dat ze aan zichzelf toe kwam, kon ze niets meer. Vanwege een middenoorafwijking kan ze niet vliegen, dus reizen zit er niet meer in. Bij concerten slaat d’r hart op hol, en bij een hartpatiënt is dat wat lastig, zo niet dodelijk.  Borduren en breien kan ze ook wel vergeten, want ja, die reumahanden hè… En ik lijk, qua fysieke gezondheid, een pad te bewandelen dat akelig veel lijkt op ’t hare. Dus ik doe zoveel als ik nú kan. Waarbij we samen Delen in Geluk en Zelf Zorgen dat we er Iets Bijzonders van Maken. Want wie weet kan ’t over een week niet meer. Sparen voor een pensioen is leuk, maar zorg dat je in de periode voor je pensioen niet vergeet te leven.

5.       Maar geen spijt behelst niet alleen dat: Heb ook geen spijt van de dingen die je niet gezegd hebt, simpelweg door te zorgen dat niets belangrijks onbenoemd is gebleven. In het laatste telefoongesprek dat ik met Dougie had voor hij stierf, hadden we ruzie gehad. We praatten het uit ondanks de telefoonrekening die uit de hand begon te lopen –het was een belletje van Canada naar Nederland, uiteindelijk-, en we hingen op met een “Ik hou van je”. De lucht was geklaard en letterlijk het laatste wat we tegen elkaar zeiden, was het mooiste wat het had kunnen zijn. Hoe ondragelijk was het geweest als dat gesprek ook maar een béétje anders was gelopen? Daar heb ik lering uit getrokken. Ik vertel Kornelis belachelijk vaak dat ik van ‘m hou, en hij mij. Niet uit suffe, betekenisloze en onze omgeving ziekmakend zoete gewoonte, maar omdat we ’t menen, en we willen dat de ander ’t weet. Want van sommige dingen wil je echt, ècht geen spijt hebben, en dat is er een van. (“Sorry” is een andere, voor grote of kleine fouten.) Als mij, of hem, iets overkomt, zullen we geen van beiden ooit in twijfel hoeven trekken of de ander wel wist hoezeer ze bemind werden.

6.       Lach. Lach met elkaar, om elkaar, tegen elkaar. Maar lach. Niets is zo bevrijdend en tegelijkertijd zo bindend, als samen in een deuk liggen. Daar kan seks nog een puntje aan zuigen, maar dat zal geen mens je ooit vertellen, bang dat hun eigen seksleven dan onterecht in een kwaad daglicht wordt gesteld. Het frappante  is alleen, dat lachen in de slaapkamer het allemaal nòg leuker maakt aldaar!

Ik schrijf vanuit mijn eigen ervaringen en beredeneringen. Maar de basisgegevens blijven hopelijk ook voor een ander waar indien toegepast op hun situatie, en kunnen van toepassing zijn op verschillende relaties. Vriendschappen, familiebanden, ze trekken wellicht allemaal profijt van de bovenstaande aandachtspunten. Wederzijds respect, liefde, begrip, en ook heel belangrijk doch vaak onderschat, humor, vormen een mooi beginpunt in een huwelijk, een vriendschap, of een andere betekenisvolle band. Ik weet niet hoe ons huwelijksleven er uit ziet als we 25 jaar verder zijn. Maar ik hoop dat het niet veel zal schelen met hoe we ’t nu hebben.

donderdag 6 juni 2013

Café der Tegengestelden



Kornelis had hier maar een ding over te zeggen: "Je klinkt zo jong!" Tja. Dat was ik ook. Ooit. 
 Het is lastig een stuk te schrijven als je geen namen kunt noemen, omdat de betreffende personen zichzelf googlen, of personeel/pr-volk hebben dat hen googled. Desalniettemin… 

 
Naam en locatie ontbreken, om de niet denderend onschuldigen te beschermen.

Tegenwoordig volg je op de mondiale podia van Twitter en Facebook, beroemde mensen. Acteurs, schrijvers, regisseurs en astronauten staan gewoon in je vriendenlijst, ook als je niet in die van hen staat. Emotioneel gezien, zo niet in de realiteit, staan ze op hetzelfde niveau als die oude klasgenoot, goede vriend, of ver-weg-wonende oom die nooit veel terugzegt via social media. Ze zijn allemaal even nabij. Je hoeft alleen je computer, tablet of mobieltje te bekijken en je weet wat er bij ze leeft. Wat ze eten, wat ze kijken op tv, welk ijshockeyteam ze volgen. Je bekijkt persoonlijke Instagram- of Flickrkiekjes die ze ook naar hun moeder zouden sturen. Je twittert net zo makkelijk een bericht aan je favoriete auteur als aan je nichtje. Van een barrière is geen sprake, want met wat mazzel maakt iemand je week door je bestaan te erkennen met een retweet of twittertje terug.
Dertien jaar geleden was Mark Zuckerberg gewoon nog een broekie, en Facebook zelfs nog geen twinkeling in zijn ogen. Maar die had ik ook niet nodig; Ík had een Chris. Een geboren en getogen Amsterdamse journalist, die niet inzag waarom bepaalde mensen onbereikbaar zouden zijn voor iemand als ik. Waarom zou ik ZusEnZoDieEnDie niet ontmoeten als die persoon toch in Amsterdam was? Zijn redeneringen verpletterden die van mij in hun simpele logica: ja, waarom ook eigenlijk niet? De drempels die ik zelf opwierp erodeerden zienderogen. Als die mensen niet bijten, en niet afkerig zijn van een verlegen “Goedendag” van een Tilburgse meid, wat hield me dan tegen? Dat ik panisch was om naar de groenteboer op de hoek te gaan was een non-issue: Chris was er bij en stuurde me vanzelf heus wel de goede kant op, mocht ik bijsturing nodig hebben. Zag hij dat ik me wel redde, dan verdween hij discreet, met een geamuseerde grijns, naar de achtergrond. Al dan niet met mijn camera in de handpalm voor wat snapshots. Het Parool liet weten wanneer er ergens iets te doen was in de trant van signeersessies of publieke opnamen voor radio en tv, en voor het provinciaaltje ging er een wereld open.
In Amsterdam was er een klein cafeetje in de nabijheid van Artis, dat tevens dienst deed als opnamestudio voor een publieke omroep. Mensen zwierven tijdens de opnames naar binnen, langs de bar en naar de tafeltjes die om de grote tafel met opnameapparatuur gesitueerd waren. Aan de andere kant van de zaak was een podiumpje opgetrokken van een vierkante meter of twee, alwaar bandjes of de presentator een deuntje konden spelen.
Een Nederlands Schrijver/Presentator die ik graag las, bracht zijn programma met discussies en een liedje hier en daar, vanaf die locatie. Na een van zijn uitzendingen ging ik naar hem toe met een aantal van zijn boeken, waar hij zo’n beetje stijl van achterover sloeg. Ik was net in de twintig, slank maar in bezit van cup d, en hij kon z’n ogen niet van me af houden. In zijn boeken, die zeer autobiografisch waren van inslag, werden vrouwen die exact aan mijn beschrijving destijds voldeden in de regel verheven tot stof tot “onaneren”, zoals hij zelf placht te zeggen. Dat zijn dochter bijkans even oud was als ik maakte ’t er alleen maar mooier op. Er werd wat geflirt en gelachen, en hij kreeg prompt het deksel op de neus. “Ik hèb je boeken niet alleen, ik heb ze ook erg goed gelézen. Daar trap ik niet in.” Desalniettemin ging ik na een dik uur of wat aan geouwehoer huiswaarts met een gesigneerd stapeltje boeken, èn een bierviltje met zijn e-mailadres, huisadres en telefoonnummer. Dat alles met een hartelijke uitnodiging om eventueel zijn hulp in ontvangst te nemen bij mijn eigen schrijverijen, bij ‘m op de bank. Ik ging er verder niet echt op in, en hij kreeg ondanks ons mailverkeer wel door dat hier niets voor hem te halen viel. Maar ik ben sindsdien wel enkele malen nog bij ‘m in de studio geweest, samen met Chris natuurlijk. Telkens met andere publicaties, waarbij een ‘n “Die heb ik zelf niet eens!” ontlokte. De eerstvolgende keer had ik ’n tweedehandsje voor ‘m bij, opgesnord bij Boekwinkeltjes.nl. Ik weet nog dat Chris een foto van ons maakte, waar Meneer de Schrijver handig van de situatie gebruik maakte om een arm om me heen te slaan. Vingers zwierven in bustier regionen, en ik sta met een knalrood hoofd op die foto’s. Hij was ook echt zo’n snoeperd als in z’n boeken. Het was ‘m vergeven; ik wist naast wie ik plaatsnam, voor ik ging zitten.
In dezelfde studio kwam een Acteur/Cabaretier die Chris eerder geïnterviewd had. Mijn gedweep met de goede man had natuurlijk helemáál niets te maken met de keus van Chris om hem enkele weken daarvoor te spreken voor een TVgids interview. Chris had een reden uitgevogeld om nog eens met m af te spreken om iets af te geven waar ze ’t over gehad hadden, zodat ik ‘m kon ontmoeten. In de tussenliggende tijd bestelde hij de persfoto die in de gids had gestaan bij de fotograaf, op een mooi formaat. Het was een bitter koude dag toen we naar ’t café gingen, en ik zat weggedoken in mijn trui aan ons vaste tafeltje toen de man wier kuiltjes in de wangen me tot giechelbuien brachten, binnentrad. Meteen dook hij op Chris, die me zonder omhaal  voorstelde. Ik bleef er bijna in. Even later kwam hij terug met zijn cappuchino, thee voor Chris, en voor mij een flesje Schweppes Bitter Lemon. Terwijl ik doodgeschrokken aan de tafel zat, keuvelden de heren naast me door. Ademen, hoe moest dat ook alweer? Chris trok de foto tevoorschijn, die prompt werd getekend (Met liefs nog wel!), en daaropvolgend kwam hij op de proppen met mijn camera; zou ‘ie ’t erg vinden om even met me op de foto te gaan? Och help.
In die periode was ik druk bezig met het ondernemen van pogingen tot lucid dreaming. Een concept dat inhoud dat als je droomt, je weet dàt je droomt, en die droom dus ook kunt manipuleren. Dat moest het zijn, ik sliep gewoon! Ik poseerde naast ‘m, onze stoelen dichter tot elkaar geschoven, en op het moment dat ik besloot dat dit simpelweg een droom moest zijn, keerde ik mijn gezicht naar hem, draaide met mijn hand het zijne ietsjes naar me toe, en kuste hem op zijn wang.
Mijn ijskoude neuspuntje maakte contact met een warme, heerlijk geurende, lichtelijk gestoppelde wang voor mijn lippen hem raakten. Alles werd zwart, ik kreeg geen lucht meer, en ik kon door de grond zakken. Acteur/Cabaretier-Met-Heerlijke-Kuiltjes-In-Z’n-Wangen schrok een beetje van mijn plotselinge actie, maar ik nog meer. Ik trok me snel terug, met konen zo rood dat mijn hoofd op barsten stond. En Chris, de grapjurk, zei: “Kan je dat nog eens doen, want ik weet niet zeker of de foto gelukt is!” De 2e zoen staat me niet eens bij, maar ik weet dat hij er was: de foto’s bewijzen het. Maar tegen die tijd was ik aardig heen. Onze tafelgenoot verexcuseerde zich, want het item waar hij voor naar de studio was gekomen begon, goddank. Ik had een momentje om tot mezelf te komen. Het achtergebleven, leeggedronken kopje cappuccino stond nog waar hij ‘m achtergelaten had. Ik had me toch al belachelijk gemaakt die dag, had vreselijk de bakvis uitgehangen, en als je dat niet kunt doen in aanwezigheid van je beste vriend, bij wie dan wel? Dus voor ik mezelf kon tegenhouden haalde ik mijn vinger door het achtergelaten laagje melkschuim aan de binnenkant van Het Kopje, en stak ’t in m’n mond, genietend met gesloten ogen.
                Na het item kwam hij terug naar onze tafel, en terwijl de ene na de andere Bekende Nederlander door de deuren kwam, werden we voorgesteld alsof we ook daadwerkelijk iemand waren. Een Cabaretier/TVPresentator kwam met de tranen over zijn wangen stromend binnen; hij was op de fiets gekomen en de kou was funest voor z’n ogen. Hij stond de tranen weg te vegen met de ene hand, en schudde de mijne met de ander. Alleen in Amsterdam kan zoiets.      
Ik had nog nooit cappuccino op, en sindsdien ben ik een liefhebber geworden. Het flesje Schweppes dat ik gekregen had was al in een plastic zakje in een boodschappentas verdwenen. Het ligt nu nog, stevig verpakt, in de berging met een labeltje met de locatie en datum er aan. De gesigneerde foto hangt nog altijd boven mijn bureau; hij kijkt met een glimlach de woonkamer in terwijl zijn kat z’n hand likt.  
…En de boeken van de Onaneerkoning staan gekrabbeld met onbetamelijkheden in de kast.