vrijdag 17 januari 2014

Zomaar wat gebrabbel over Georgetown, Ont.



Mill Street, appartementencomplex ; voormalig postkantoor. Foto: wiki



Het is een beetje moeilijk met elkaar te rijmen, soms… Of altijd, eigenlijk wel. De dingen die ik deed in m’n pubertijd en vroege twintig, met wat en wie ik nu ben. En toch… Soms komen aspecten van vroeger weer bovendrijven. Kleine herinneringen die soms uit het niets opduiken, door een bezoek aan de supermarkt, of een opgevangen conversatie op Facebook, en daarmee anderen weer aantikken; een dominorijtje.
Een blikje Mountain Dew (Of Mtn Dew, zoals het tegenwoordig gelabeld is), is in Nederland niet echt denderend makkelijk te krijgen. Het is zoeter dan zoet, met ’n licht-radioactief kleurtje, en als je geen Coop in de buurt hebt, of een Subway, zal je ’t waarschijnlijk nooit proeven ook. In 1997 liepen Doug en ik vaak langs de Highway 7 / Guelph street, want tja, ander vervoer dan de benenwagen hadden we niet. Halverwege onze gebruikelijke bestemmingen liepen we langs een frisdrankautomaat, en als we ’t konden missen kochten we een blikje Mountain Dew, of Pink Crush (Ook gruwelijk zoet, en radioactief roze in plaats van groen/geel). En toen het net gesneeuwd had, was er eigenlijk niets leuker dan in de sneeuw spugen. Roze en groene speekselkloddertjes vrolijkten de besneeuwde stoepen op, en we konden ze naar huis volgen als broodkruimels, op de terugweg. Kinderlijk plezier in een periode die eigenlijk vrij zwaar was. (We waren idioot arm, maar we hadden elkaar). 
Och ja, die sneeuw… Toen ik net aankwam was de dooi juist ingevallen. Van de befaamde Canadese winter kreeg ik derhalve dus niets mee. Ik was wat teleurgesteld, maar toen ik op een avond onder de douche vandaan kwam en het keukenraam uit keek, was er een heuse sneeuwstorm op gang gekomen. Ik had nog nooit zoiets gezien, een tiental centimeter sneeuw in het tijdsbestek van één enkele douche! Ik stuiterde door het appartement, en smeekte Doug om met me naar buiten te gaan. Een beetje Canadees weet dat je in een sneeuwstorm niet naar buiten gaat, zeker als je haar doornat is, maar goed… Wij naar buiten. Georgetown had er nog nooit zo mooi vredig bijgelegen. We liepen door uitgestorven straten, en de straatlantaarns verlichtten onze weg met grote poelen schitterend wit aan onze voeten. Hand in hand, rillend, dagdroomde Doug wat over een seizoensbaan als sneeuwschuiver voor de gemeente, en we gingen pas naar huis toen mijn haar stijfbevroren was, en de kou niet meer te harden. Ik ben altijd een fan van sneeuw geweest, maar dat was met recht een van de mooiste sneeuwwandelingen ooit, tussen de anders zo grijze nieuwbouwflats aan de rand van de stad. 
Zoals gezegd, we hadden niet veel. Geen vervoer, geen kabel tv, met regelmaat ook geen eten, maar dat laatste wist m’n familie in Nederland niet. Wat we wel hadden was een oude stereo-installatie die we te leen hadden van, naar ik geloof zijn zus… En er ging een wereld voor me open. Mmm-Bop van Hanson was een hit, en Our Lady Peace’s Raine Maida’s stem was een openbaring. Nederland was totaal vergabberd, maar daar hoorde ik zowaar èchte muziek op de radio. Gitaren, zang, zonder autotuner of mechanische beats. De Canadese top 40 en classic rock zenders waren vaste prik bij ons. Indertijd begon ik ook met het overstappen naar Engelse boeken, met dank aan de bibliotheek van Halton Hills, waar lidmaatschap gratis was en dus automatisch aantrekkelijk. Er waren wel wat Nederlandse boeken aanwezig, maar nee… Met de radio op de achtergrond las ik Stephen King’s Dead Zone voor ’t eerst zoals hij bedoeld was, snel gevolgd door Cujo en vele anderen. Sindsdien heb ik de belazerde Nederlandse vertalingen links laten liggen; King’s taalgebruik is zoveel rijker dan we hier voorgeschoteld krijgen.  
 Soms mis ik Georgetown nog wel… Yong’s chinees restaurant waar je sweesoosoos kreeg bij de rijst (Sweet & Sour sauce kon de man niet accentloos uitspreken, en ik als Hollandse kon met zijn accent weer niks, dus Doug moest tolken), en het kleine paadje in de bizar beboste driehoek van de straat, waar je een stukje naar Guelph  St. kon afsnijden. Wonen in een voormalig postkantoor was helemaal hip, zeker ook omdat Doug en ik elkaar via de post leerden kennen, en och, onze Misha… Klein frutje van een poesje, waar ik aluminiumfolie-balletjes voor maakte zodat we tijdens de afwas samen konden voetballen. 
Tegenover dat huis is de flat waar Doug stierf. Als ik ons oude huis wilde zien, kon ik die rotflat niet ontwijken. Ik ben nog wel eens teruggegaan naar Georgetown, in de jaren daarna. Inmiddels heb ik de oversteek al zo’n 10 jaar niet meer gemaakt, maar misschien ooit nog eens. Ik wil Kornelis de plekken laten zien die voor mij zo belangrijk waren. 
Ik vraag me wel eens af wat Doug zou vinden van de vrouw die ik nu ben. Ergens ben ik nog wel die meid die stippeltjes roze sneeuw achter zich liet langs Hwy 7. Er is veel veranderd, maar dat zit er tenminste nog wel in...