“…wat dus wil zeggen dat áls je er voor kiest om alsnog
met medische hulp zwanger te raken, en dat slaagt, je nog altijd een bijzonder
grote kans hebt op een miskraam.”
“Ja, maar wat heeft dat met die andere klachten te maken?” Het was even
stil aan de andere kant van de lijn. De gynaecoloog had duidelijk niet vaak
vrouwen aan de telefoon die nieuws over hun onvruchtbaarheid op een dergelijke,
blasé manier opvatten.
“Eh, ja, eh, die klachten hangen dus óók
samen met je hormoonhuishouding. Je hebt zo goed als geen vitamine D, en dus
osteomalachie en vermoeidheidsklachen, pijn … [...] …Testosteron wel, maar
oestrogeen weer een stuk minder… ”
Na afloop van
dat gesprek voelde ik me goed. Ik had gehuild ja, maar omdat iemand misschien
een behandeling voor me wist. Dat er meer loos was, en behandelingen voor pijn-
en vermoeidheidsklachten bijkans onacceptabele bijwerkingen hadden, wist ik op
dat moment nog niet; dat ging ik eerst nog even aan den lijve ondervinden. Kortom,
de vruchtbaarheidskwestie was even een non-issue voor me.
Ik bevond me
namelijk in een luxepositie; niet alleen hàd ik geen kinderwens, ik had nu wel
een onbetwistbare reden om geen kinderen te krijgen. Kan niet, einde verhaal.
Geen vragen meer over wanneer ik nu eens “broeds” zou worden, geen gedoe van “Oh,
dat komt nog wel eens, wacht maar.” En
de immer pijnlijke “Waarom zijn jullie dan getrouwd?!”, alsof je elkaar geen
ja-woord mag geven gewoon omdat je zielsveel van elkaar houdt. Want al was onze
kinderloosheid een bewuste keus -Ik ben
gewoon fysiek en mentaal niet in staat om voor een kind te zorgen, en veel van
m’n klachten zijn erfelijk. Ik kan garanderen dat je die geen enkel kind
toewenst, en vooral dat van jezelf niet!- emotioneel gezien bestond bij mij de
behoefte ook gewoon niet. Wat wellicht met de hormoon-imbalans ook meteen uitgelegd
was… Weinig oestrogeen, ergo geen uitgesproken nestingsdrang?
Bevriende stellen die juist wel om kinderen zaten
te springen en onvruchtbaar bleken hadden enorme psychische opdonders gehad, en
meer verdriet dan ze ooit op hun pad hadden moeten krijgen; dan kan iemand als
ik beter onvruchtbaar zijn dan iemand zoals zij. Jammer dat we niet bepaald konden
ruilen. Maar ergens was ik wel blij dat dat ons bespaard was gebleven. Had
alleen gewild dat voor hen dezelfde besparing gold.
…Maar na
verloop van tijd ga je nadenken. Ik ben hormonaal gezien meer een vent dan een
vrouw. Kan ik wel een 100% natuurlijke F-cup hebben, dat dan weer wel… Maar
daar staat een te kleine baarmoeder tegenover. Je voelt je dan toch niet helemaal Vrouw, wat dat dan ook mag betekenen. En
dat is altijd een heikel punt voor me geweest. Ik was allergisch voor make-up, en
aan kleding ‘shoppen’ had ik ook als puber ’t land. Ik was onzeker over wat het betekende
om een meisje te zijn, bang dat ik ’t niet goed deed. Wat als volwassene uiteraard
makkelijk onder het kopje faalangst was te plaatsen, op dezelfde manier dat ik nog
iedere avond onzeker ben of ik nog wel weet hoe je in slaap moet vallen. Maar
op een of andere manier maakte het wel wat oude onzekerheden wakker. En
herinneringen…

Rouw staat
echter niet gelijk aan een kinderwens, en inmiddels ben ik 16 jaar ouder en
wijzer dan ik toen was. Getrouwd met iemand die ook geen kinderen wil. Stabiele
relatie en thuissituatie. Zekerheid en enige innerlijke rust, voor zover
mogelijk als je zo’n neuroot bent als ik.
Om ons heen
zijn stellen van de leeftijd dat ze aan kinderen gaan beginnen. En ik kan op
een of andere manier niet uitleggen dat ik wel blij voor hen kan zijn als het
zover is, en ik vooraan zal staan met belachelijke aantallen kadootjes, als ik
zelf niet op koters zit te wachten. Ik snap ’t zelf ook niet helemaal.
…Buiten dan dat
ik hen het geluk gun van iets van hen samen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten