donderdag 26 juni 2014

Leijpark



Witte veertjes met een lichtgrijze, ribbelige tekening. Ik had er een kartonnen bonbondoosje vol van, naast wat kleurige van de woerden, en spierwitte van de ganzen.  Met het passende, blauwige tafereel van zwanen bij een bosmeertje, was dit het schatkistje waarin ik mijn vondsten uit het Leijpark bewaarde. Niet allemaal natuurlijk, want niet alle ontdekkingen waren veertjes; stekelbaarsjes doen het in de regel niet goed in een kartonnen doos. Al bleken ze uiteindelijk in het jampotje met water in de bijkeuken ook niet zo denderend te floreren, maar dat kon komen omdat ik het visvoer wat kwistig rondstrooide, ’n paar keer per dag. En de aanwezigheid van een kater was ook niet bevorderlijk voor hun gezondheid. Maar, wanhoopt niet! Want het stroompje van de Leij dat achter de volkstuintjes van het park liep, bood altijd meer stekelbaarsjes als de mijne het begaven.



Het 30 hectare beslaand Leijpark, aangelegd in Engelse landschapsstijl, ontworpen door Leonard Springer, en verantwoordelijk voor in ieder geval één onteigening, was eigenlijk bedoeld als werkverschaffingsproject. Hoewel het in 1919 al ontworpen was, ging de spade pas de grond nabij de rivier de Leij in de jaren ’30 in. Pas veel later werden de vijvertjes aangelegd, en nog wat later zouden de grasvelden geschikter gemaakt worden voor grote evenementen. Maar toen ik klein was, was er enkel nog sprake van ’n vijvertje waar ik naarstig langs de oever naar veertjes zocht. Eenden, ganzen en zwanen genoeg in dat kleine poeltje -dat me toen gelijk een zee leek-, evenals gebroken kruiken. Stenen kruidenbitterkruiken, achtergelaten door de locale alcoholisten/zwervers die zo’n beetje tegenover het park gesitueerd waren in een opvangcentrum, en hun eveneens verweesde kapotte Bacardi flessen maakten mijn rondgang extra avontuurlijk, want het gevaar lag toch maar mooi op de loer langs de waterkant! Hoe van een doodgewoon park een jungle te maken… Een lange stok werd een speer met een semi-scherpe punt, die ook dubbele dienst kon doen als vishengel: lange grassprieten aan elkaar gebonden waren mijn vislijn, maar met mijn jampotje langs de Leij had ik doorgaans toch meer succes. Bij het naar huis gaan werd de speer in een boom geworpen, en bij een beetje schudden kwam hij bij het eerstvolgende bezoek trouw naar beneden gedonderd. Dat niemand ooit een oog verloren heeft is een godswonder.



In het kruidentuintje geurde het heerlijk naar lavendel, en kon ik citroengras plukken en knabbelen terwijl ik de namen van de vlinders leerde. Koolwitje, Citroentje, Dagpauwoog, allen in massa’s vertegenwoordigd. Niet de vleugeltjes aanraken, want dan zouden ze sterven…! Hommeltjes konden wel, maar heel voorzichtig. En wat waren ze zacht! M’n vader was de wildexpert in mijn wereldje; mispels, beukennootjes en dergelijke kruisten mijn pad. Dus toen ik op een dag naar ‘m toe kwam met een brokje wit mos, en vroeg wat voor type ’t was, keek ik lelijk op m’n neus toen het “mos” een wit uitgeslagen, beschimmelde hondendrol betrof. De hele weg naar huis heb ik mijn hand vol walging ver voor me uitgestoken, en vloog thuis naar de kraan en de zeep. Pa en ma hebben volgens mij de volledige weg terug gniffelend achter me aan gelopen, al zag ik er dèstijds de humor niet van!



In de tijd dat Nelson Mandela nog op in gevangenschap leefde en het in ’t park gesitueerde Festival Mundial een voornamelijk Afrikaans karakter had –met gratis entree en vrijwillige bijdrage voor “het Goede Doel” dat me als ANC of daaraan gelieerd bijstaat- zijn ook daar aardig wat zomerse dagen verwijld. Het exotische werd naar het burgerlijk Tilburgse getransplanteerd, en eventjes was je elders. Daar op het festival raakte ik verzot op schaafijs (SnoCones) met siroop in de Jamaicaanse vlagkleuren en verzadigd met klappermelk, wat ik inmiddels in geen 20 jaar in die combinatie genuttigd heb. De percussiemuziek die later toegeëigend zou worden door verveelde huisvrouwen met etnische allures en Djembe-aspiraties kwam toen nog uit een ver continent, opzwepend, vrolijk, en toch… Je stond er met een gezond schuldgevoel bij te wiegen, als bleekscheet zijnde, en je gaf met liefde geld uit aan zeepstenen beeldjes waar iemand ergens ver weg dan weer beter van werd. (De vrijlating van Mandiba scheelde toch een hoop aan gewetensbezwaren!). Mijn docent uit de 4e klas stond later, toen het festival inmiddels entree vroeg, altijd achter het kraampje van de Wereldwinkel: hij was het ook die ons op school met de moed van zijn overtuigingen bewust maakte van milieuproblemen, en een kaars liet knutselen van het Amnesty International logo. Met kerst tekende hij een kerststal op het schoolbord, met fabrieken en kerncentrales op de achtergrond, hun dreigende rookwolken boven de stal hangend, de kerstster nukkig stralend ondanks alles. Het was een geitenwollensok, die ook ècht op geitenwollen sokken liep; een man van principes en een uitgesproken moreel kompas dat hij aan ons koters probeerde mee te geven. (Of ’t gelukt is..? Ik sta wel op de spoedactielijst van Amnesty, maar van m’n moeder uit kreeg ik ook nogal wat mee, dus wie zal ’t zeggen?) En ik heb vast nog wel ergens in een doos enkele van de zeepstenen beeldjes die ik bij hem heb aangeschaft, op die zweterige, bijkans uitheemse middagen, waar de lucht zwanger was van wierook en de lucht van kruidig gebakken vlees uit enorme pannen.



Het Leijpark. Voetballen met half door de hitte gesmolten ballen, geel of rood. Badmintonnen op een heuveltje, frisbeeën. Het bruine paard dat wild was van snuiftabak. Keihard fietsen naar het veld waar de luchtballonnen altijd werden opgelaten. De huid op je gezicht voelen samentrekken door de hete lucht van de vlammen, terwijl je aan de mand hangt met toegestroomde mensen, om die goed recht te krijgen voor de instap en oplating. Bijna al mijn herinneringen aan het park draaien om uren die ik daar spendeerde met mijn ouders; Met ma op de fiets naar de vijver, met pa mand-hangen. Ik ben er ook met vriendinnen geweest, maar de beste herinneringen, en ideeën van hoe ouderschap er uit moet zien, heb ik uit de tijd dat ik zes, zeven, acht jaar, en ouder was… En ooit zo enthousiast naar Festival Mundial liep met hen, dat ik halverwege er pas achter kwam dat ik op m’n pantoffeltjes liep en niet op gewone schoenen. (Moest ik weer helemaal naar huis!).



Een doos met veertjes, verloren in de tijd, een pot met stekelbaarsjes, en o ja, enkele grote keien die ergens in een Tilburgse tuin zijn achtergebleven… Ik ben in geen jaren naar het Leijpark geweest, al rijden we er altijd wel langs af als we bij m’n moeder op visite gaan. Behoefte om er heen te gaan is er niet echt. Het is nu toch anders: de vijver is kleiner dan toen ik 5 was, onveranderd of niet. En met je 35 jaar ga je niet meer op je blote poten in een iel riviertje stekelbaarsjes staan vangen.







...Toch jammer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten