Witte
veertjes met een lichtgrijze, ribbelige tekening. Ik had er een kartonnen
bonbondoosje vol van, naast wat kleurige van de woerden, en spierwitte van de ganzen.
Met het passende, blauwige tafereel van
zwanen bij een bosmeertje, was dit het schatkistje waarin ik mijn vondsten uit
het Leijpark bewaarde. Niet allemaal natuurlijk, want niet alle ontdekkingen
waren veertjes; stekelbaarsjes doen het in de regel niet goed in een kartonnen
doos. Al bleken ze uiteindelijk in het jampotje met water in de bijkeuken ook
niet zo denderend te floreren, maar dat kon komen omdat ik het visvoer wat
kwistig rondstrooide, ’n paar keer per dag. En de aanwezigheid van een kater was
ook niet bevorderlijk voor hun gezondheid. Maar, wanhoopt niet! Want het
stroompje van de Leij dat achter de volkstuintjes van het park liep, bood
altijd meer stekelbaarsjes als de mijne het begaven.
Het
30 hectare beslaand Leijpark, aangelegd in Engelse landschapsstijl, ontworpen
door Leonard Springer, en verantwoordelijk voor in ieder geval één onteigening,
was eigenlijk bedoeld als werkverschaffingsproject. Hoewel het in 1919 al
ontworpen was, ging de spade pas de grond nabij de rivier de Leij in de jaren ’30
in. Pas veel later werden de vijvertjes aangelegd, en nog wat later zouden de
grasvelden geschikter gemaakt worden voor grote evenementen. Maar toen ik klein
was, was er enkel nog sprake van ’n vijvertje waar ik naarstig langs de oever
naar veertjes zocht. Eenden, ganzen en zwanen genoeg in dat kleine poeltje -dat
me toen gelijk een zee leek-, evenals gebroken kruiken. Stenen
kruidenbitterkruiken, achtergelaten door de locale alcoholisten/zwervers die zo’n
beetje tegenover het park gesitueerd waren in een opvangcentrum, en hun
eveneens verweesde kapotte Bacardi flessen maakten mijn rondgang extra
avontuurlijk, want het gevaar lag toch maar mooi op de loer langs de waterkant!
Hoe van een doodgewoon park een jungle te maken… Een lange stok werd een speer
met een semi-scherpe punt, die ook dubbele dienst kon doen als vishengel:
lange grassprieten aan elkaar gebonden waren mijn vislijn, maar met mijn
jampotje langs de Leij had ik doorgaans toch meer succes. Bij het naar huis
gaan werd de speer in een boom geworpen, en bij een beetje schudden kwam hij
bij het eerstvolgende bezoek trouw naar beneden gedonderd. Dat niemand ooit een
oog verloren heeft is een godswonder.
In
het kruidentuintje geurde het heerlijk naar lavendel, en kon ik citroengras
plukken en knabbelen terwijl ik de namen van de vlinders leerde. Koolwitje, Citroentje,
Dagpauwoog, allen in massa’s vertegenwoordigd. Niet de vleugeltjes aanraken,
want dan zouden ze sterven…! Hommeltjes konden wel, maar heel voorzichtig. En
wat waren ze zacht! M’n vader was de wildexpert in mijn wereldje; mispels, beukennootjes
en dergelijke kruisten mijn pad. Dus toen ik op een dag naar ‘m toe kwam met
een brokje wit mos, en vroeg wat voor type ’t was, keek ik lelijk op m’n neus toen
het “mos” een wit uitgeslagen, beschimmelde hondendrol betrof. De hele weg naar
huis heb ik mijn hand vol walging ver voor me uitgestoken, en vloog thuis naar
de kraan en de zeep. Pa en ma hebben volgens mij de volledige weg terug
gniffelend achter me aan gelopen, al zag ik er dèstijds de humor niet van!
In
de tijd dat Nelson Mandela nog op in gevangenschap leefde en het in ’t park gesitueerde
Festival Mundial een voornamelijk Afrikaans karakter had –met gratis entree en
vrijwillige bijdrage voor “het Goede Doel” dat me als ANC of daaraan gelieerd
bijstaat- zijn ook daar aardig wat zomerse dagen verwijld. Het exotische werd
naar het burgerlijk Tilburgse getransplanteerd, en eventjes was je elders. Daar
op het festival raakte ik verzot op schaafijs (SnoCones) met siroop in de Jamaicaanse
vlagkleuren en verzadigd met klappermelk, wat ik inmiddels in geen 20 jaar in
die combinatie genuttigd heb. De percussiemuziek die later toegeëigend zou
worden door verveelde huisvrouwen met etnische allures en Djembe-aspiraties
kwam toen nog uit een ver continent, opzwepend, vrolijk, en toch… Je stond er
met een gezond schuldgevoel bij te wiegen, als bleekscheet zijnde, en je gaf
met liefde geld uit aan zeepstenen beeldjes waar iemand ergens ver weg dan weer
beter van werd. (De vrijlating van Mandiba scheelde toch een hoop aan
gewetensbezwaren!). Mijn docent uit de 4e klas stond later, toen het
festival inmiddels entree vroeg, altijd achter het kraampje van de
Wereldwinkel: hij was het ook die ons op school met de moed van zijn
overtuigingen bewust maakte van milieuproblemen, en een kaars liet knutselen
van het Amnesty International logo. Met kerst tekende hij een kerststal op het
schoolbord, met fabrieken en kerncentrales op de achtergrond, hun dreigende
rookwolken boven de stal hangend, de kerstster nukkig stralend ondanks alles. Het
was een geitenwollensok, die ook ècht op geitenwollen sokken liep; een man van
principes en een uitgesproken moreel kompas dat hij aan ons koters probeerde
mee te geven. (Of ’t gelukt is..? Ik sta wel op de spoedactielijst van Amnesty,
maar van m’n moeder uit kreeg ik ook nogal wat mee, dus wie zal ’t zeggen?) En
ik heb vast nog wel ergens in een doos enkele van de zeepstenen beeldjes die ik
bij hem heb aangeschaft, op die zweterige, bijkans uitheemse middagen, waar de
lucht zwanger was van wierook en de lucht van kruidig gebakken vlees uit enorme
pannen.
Het
Leijpark. Voetballen met half door de hitte gesmolten ballen, geel of rood.
Badmintonnen op een heuveltje, frisbeeën. Het
bruine paard dat wild was van snuiftabak. Keihard fietsen naar het veld waar de
luchtballonnen altijd werden opgelaten. De huid op je gezicht voelen
samentrekken door de hete lucht van de vlammen, terwijl je aan de mand hangt
met toegestroomde mensen, om die goed recht te krijgen voor de instap en
oplating. Bijna al mijn herinneringen aan het park draaien om uren die ik daar spendeerde
met mijn ouders; Met ma op de fiets naar de vijver, met pa mand-hangen. Ik ben
er ook met vriendinnen geweest, maar de beste herinneringen, en ideeën van hoe
ouderschap er uit moet zien, heb ik uit de tijd dat ik zes, zeven, acht jaar,
en ouder was… En ooit zo enthousiast naar Festival Mundial liep met hen, dat ik
halverwege er pas achter kwam dat ik op m’n pantoffeltjes liep en niet op
gewone schoenen. (Moest ik weer helemaal naar huis!).
Een
doos met veertjes, verloren in de tijd, een pot met stekelbaarsjes, en o ja,
enkele grote keien die ergens in een Tilburgse tuin zijn achtergebleven… Ik ben
in geen jaren naar het Leijpark geweest, al rijden we er altijd wel langs af
als we bij m’n moeder op visite gaan. Behoefte om er heen te gaan is er niet
echt. Het is nu toch anders: de vijver is kleiner dan toen ik 5 was,
onveranderd of niet. En met je 35 jaar ga je niet meer op je blote poten in een
iel riviertje stekelbaarsjes staan vangen.
...Toch
jammer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten