maandag 14 juli 2014

www.Qwertee.com



Kleding… Dit weekend hebben we bij de Ikea de meest aparte mensen gezien. Meiden met spinnerige spillepootjes onder hun hotpants of ultra korte shorts, of hoe die dingen dan tegenwoordig ook heten, en vrouwen van ver boven een “bepaalde” leeftijd (lees 60+) die ontzettend leuke jurkjes droegen die niet verder kwamen dan net boven de knieën. Ik heb meer spataderen gezien dan me lief was, en als je weet dat ze net bij je achillespees beginnen, waarom moeten de mensen op de roltrap achter je dan die wegenkaart half tot Middelbeers zien lopen? Al even schattige, fleurige jurkjes werden volledig uitgerekt door de Dikke Dames Brigade, waartoe ik mezelf ook reken, al zal ik de naden van een jurkje nooit zo op de proef durven stellen.
Het is tegenwoordig een hel om leuke kleding te vinden als je een Vrouw van Formaat bent. Op een of andere manier diept mijn moeder nog wel eens een leuk shirtje voor me op, maar meestal loop ik zelf met lege handen en een oplopende depressie kledingzaken uit. Want zelfs De Dikke Dames afdelingen worden bevolkt door stretchstofjes die tot in de allergrootste maat nog het rollade-effect hebben, en als brede dame wil ik nog niet dood gevonden worden in solide modeverantwoord neongroen, -roze of -oranje. Ik lijk naar mijn idee al op een abri, ik hoef niet ook nog licht te geven, bedankt.
Er is een ding waar ik me wel prettig bij voel… Thema t-shirts. Online zijn er enkele bedrijven die speciale ontwerpen voor 48 uur te koop aanbieden voor billijke prijzen en verzendkosten. En nu ik eenmaal weet dat de heren XXL heerlijk zit, ik geen buik hoef in te houden en toch plek zat heb voor mijn toch redelijk aanwezige boezem…  Door de onderwerpen/ontwerpen kan ik net zo veel, zo niet meer, van mijn persoonlijkheid en interesses laten zien dan in bijvoorbeeld een veel te fel, en strakker-dan-strak tuniekje van de C&A dat beter past bij een anorexische spriet van 16. En zo komt het dat ik inmiddels een redelijke verzameling t-shirts heb met Portal, Serenity/Firefly, Stephen King en Doctor Who ontwerpen, die gezellig en broederlijk zij aan zij in de kast liggen. Damesachtig is anders, en nee, ik voel me niet super-vrouwelijk…  De dagen dat ik graatmager en in een lange zwarte jurk naar Carré ging heb ik ver, ver achter me gelaten. (Al kan ik van de jurken geen afstand doen). Maar ik laat toch iets van mezelf zien, op deze manier. Twee Who shirts zitten nog in de post, en ik heb net nog een Portal shirt besteld.
Puur en alleen door mijn bezopen gezondheid ben ik zo dik geworden, is mijn metabolisme een bende en ligt mijn schildklier al lang op apegapen… Maar onder al deze lagen is er toch nog iets van de José over die ik ken. En die kan ze dan tenminste nog in haar t-shirts door laten schijnen.     

maandag 30 juni 2014

Post





Net twee lades uit de boekenkast in de woonkamer onder handen genomen... M’n eerste grote liefde liep via de post, en dat is nog altijd wel te merken, eigenlijk. Als je tegenwoordig bij een zogenaamd servicepunt om postzegels vraagt, wordt je aangekeken alsof er ineens hoorntjes uit je voorhoofd zijn ontsproten, en krijg je te horen dat ze die al dagen niet meer hebben. “Misschien dat ze donderdag binnenkomen mevrouw, maar Joost mag ’t weten.” Ik zie zelden nog een brievenbus van dichtbij, want ik heb ’t zo’n beetje opgegeven. Verjaardagspost hoeft bijna niemand meer te verwachten, eigenlijk.  Kaarten komen toch amper tot niet aan, en de postzegels –mits te krijgen- zijn belachelijk duur geworden. (Van mij mag ’t best wat kosten, maar dan wil ik ook wel zeker weten dat ’t aankomt!). Toch is het niet overdreven als ik zeg dat ik honderden kaarten in huis heb. Briefkaarten, dubbele kaarten, en allemaal in de regel meer dan eens dezelfde, want ik koop groot in bij o.a. VistaPrint en het Boekenfestijn. Hele riemen fleurig en ’n tikkie achterhaald briefpapier liggen al jaren ongebruikt in de kast, want ik schrijf eerder een mailtje, en m’n handschrift is zèlfs voor mij onleesbaar, dus daar hoef ik ’t ook niet voor te doen. Alle tinten enveloppen en notecards gingen vandaag door mijn vingers, en ik ben nog niet eens toegekomen aan de lades met de kerstkaarten.


 Tjezus, kerstkaarten…. Ik heb er genoeg voor drie jaar, maar ik wil het verzenden er van eigenlijk minderen tot de meest directe familie en onze vrienden. Een behoorlijk aantal van hen verzend zelf sowieso al niks meer omdat de kosten de pan uit rijzen, of omdat ze te oud of te druk zijn om dat geschrijf aan te gaan. Begrijpelijk. En wetende dat kaarten die wel zijn verzonden, voor een belachelijk groot percentage niet eens aankwam afgelopen jaar (op eentje na die in de lente bij ons in de bus viel vanuit ’n dorp hier praktisch om de hoek), is het animo hier ook behoorlijk aan het teruglopen. Toch merk ik dat ik in hartje zomer adressen zit in te tikken voor stickers. Ook mij wordt ’t handmatig schrijven te veel, en als bijkomend voordeel kan de PostNL  m’n handschrift dan niet meer als smoes gebruiken voor hun Bezopen Bezorging. En bij het uitzoeken van m’n stapels papier, ontdekte ik dat ik zoals gebruikelijk weinig weg kan gooien. Je weet nooit waar ’t goed voor is, uiteindelijk. Tussen de kaarten, enveloppen met bubbeltjesplastic en wat dies meer zij, lagen ook onze overgebleven, ongevouwen trouwkaarten en het drukplaatje waar het zilverfolie aan de voorkant mee gedrukt werd. Even later kwam ik een briefkaart van Kornelis tegen die meteen op de ijskast ging: “…En deze relatie waar ik nu in zit is het mooiste dat me ooit is overkomen…! Kornelis”, uit de tijd dat ik nog in Tilburg woonde. Mijn middelbareschooldiploma kwam voorbij, evenals oude foto’s in zwart-wit, die ik samen met Kornelis in een antiekwinkeltje in Utrecht op de kop tikte. Fragiele doopprentjes en bidprentjes in een mapje. De lades lagen bezaaid met miniroosjes van lint, want de verpakking waar ze in zaten was gescheurd, en in een hoek lagen al even kleurige paperclips. Wat ik met de vele staven lak voor lakzegels moet weet ik eigenlijk ook niet, maar wegdoen? Neu.
… Ik stak ook nog even met een vulpenpunt in m’n vinger, om ’t af te maken.
Er zijn nu twee dozen vol met allerhande papeterie, netjes in stapeltjes gevangen en omwikkeld met elastiekjes, die straks zo in de nieuwe Ikea-kast kunnen… Daar zal er later nog wel ’n doos kerstkaarten bij komen. Maar voor nu denk ik dat ik de tafel eens leeg ga maken zodat we straks naar behoren kunnen eten. Is ook handig.

donderdag 26 juni 2014

Leijpark



Witte veertjes met een lichtgrijze, ribbelige tekening. Ik had er een kartonnen bonbondoosje vol van, naast wat kleurige van de woerden, en spierwitte van de ganzen.  Met het passende, blauwige tafereel van zwanen bij een bosmeertje, was dit het schatkistje waarin ik mijn vondsten uit het Leijpark bewaarde. Niet allemaal natuurlijk, want niet alle ontdekkingen waren veertjes; stekelbaarsjes doen het in de regel niet goed in een kartonnen doos. Al bleken ze uiteindelijk in het jampotje met water in de bijkeuken ook niet zo denderend te floreren, maar dat kon komen omdat ik het visvoer wat kwistig rondstrooide, ’n paar keer per dag. En de aanwezigheid van een kater was ook niet bevorderlijk voor hun gezondheid. Maar, wanhoopt niet! Want het stroompje van de Leij dat achter de volkstuintjes van het park liep, bood altijd meer stekelbaarsjes als de mijne het begaven.



Het 30 hectare beslaand Leijpark, aangelegd in Engelse landschapsstijl, ontworpen door Leonard Springer, en verantwoordelijk voor in ieder geval één onteigening, was eigenlijk bedoeld als werkverschaffingsproject. Hoewel het in 1919 al ontworpen was, ging de spade pas de grond nabij de rivier de Leij in de jaren ’30 in. Pas veel later werden de vijvertjes aangelegd, en nog wat later zouden de grasvelden geschikter gemaakt worden voor grote evenementen. Maar toen ik klein was, was er enkel nog sprake van ’n vijvertje waar ik naarstig langs de oever naar veertjes zocht. Eenden, ganzen en zwanen genoeg in dat kleine poeltje -dat me toen gelijk een zee leek-, evenals gebroken kruiken. Stenen kruidenbitterkruiken, achtergelaten door de locale alcoholisten/zwervers die zo’n beetje tegenover het park gesitueerd waren in een opvangcentrum, en hun eveneens verweesde kapotte Bacardi flessen maakten mijn rondgang extra avontuurlijk, want het gevaar lag toch maar mooi op de loer langs de waterkant! Hoe van een doodgewoon park een jungle te maken… Een lange stok werd een speer met een semi-scherpe punt, die ook dubbele dienst kon doen als vishengel: lange grassprieten aan elkaar gebonden waren mijn vislijn, maar met mijn jampotje langs de Leij had ik doorgaans toch meer succes. Bij het naar huis gaan werd de speer in een boom geworpen, en bij een beetje schudden kwam hij bij het eerstvolgende bezoek trouw naar beneden gedonderd. Dat niemand ooit een oog verloren heeft is een godswonder.



In het kruidentuintje geurde het heerlijk naar lavendel, en kon ik citroengras plukken en knabbelen terwijl ik de namen van de vlinders leerde. Koolwitje, Citroentje, Dagpauwoog, allen in massa’s vertegenwoordigd. Niet de vleugeltjes aanraken, want dan zouden ze sterven…! Hommeltjes konden wel, maar heel voorzichtig. En wat waren ze zacht! M’n vader was de wildexpert in mijn wereldje; mispels, beukennootjes en dergelijke kruisten mijn pad. Dus toen ik op een dag naar ‘m toe kwam met een brokje wit mos, en vroeg wat voor type ’t was, keek ik lelijk op m’n neus toen het “mos” een wit uitgeslagen, beschimmelde hondendrol betrof. De hele weg naar huis heb ik mijn hand vol walging ver voor me uitgestoken, en vloog thuis naar de kraan en de zeep. Pa en ma hebben volgens mij de volledige weg terug gniffelend achter me aan gelopen, al zag ik er dèstijds de humor niet van!



In de tijd dat Nelson Mandela nog op in gevangenschap leefde en het in ’t park gesitueerde Festival Mundial een voornamelijk Afrikaans karakter had –met gratis entree en vrijwillige bijdrage voor “het Goede Doel” dat me als ANC of daaraan gelieerd bijstaat- zijn ook daar aardig wat zomerse dagen verwijld. Het exotische werd naar het burgerlijk Tilburgse getransplanteerd, en eventjes was je elders. Daar op het festival raakte ik verzot op schaafijs (SnoCones) met siroop in de Jamaicaanse vlagkleuren en verzadigd met klappermelk, wat ik inmiddels in geen 20 jaar in die combinatie genuttigd heb. De percussiemuziek die later toegeëigend zou worden door verveelde huisvrouwen met etnische allures en Djembe-aspiraties kwam toen nog uit een ver continent, opzwepend, vrolijk, en toch… Je stond er met een gezond schuldgevoel bij te wiegen, als bleekscheet zijnde, en je gaf met liefde geld uit aan zeepstenen beeldjes waar iemand ergens ver weg dan weer beter van werd. (De vrijlating van Mandiba scheelde toch een hoop aan gewetensbezwaren!). Mijn docent uit de 4e klas stond later, toen het festival inmiddels entree vroeg, altijd achter het kraampje van de Wereldwinkel: hij was het ook die ons op school met de moed van zijn overtuigingen bewust maakte van milieuproblemen, en een kaars liet knutselen van het Amnesty International logo. Met kerst tekende hij een kerststal op het schoolbord, met fabrieken en kerncentrales op de achtergrond, hun dreigende rookwolken boven de stal hangend, de kerstster nukkig stralend ondanks alles. Het was een geitenwollensok, die ook ècht op geitenwollen sokken liep; een man van principes en een uitgesproken moreel kompas dat hij aan ons koters probeerde mee te geven. (Of ’t gelukt is..? Ik sta wel op de spoedactielijst van Amnesty, maar van m’n moeder uit kreeg ik ook nogal wat mee, dus wie zal ’t zeggen?) En ik heb vast nog wel ergens in een doos enkele van de zeepstenen beeldjes die ik bij hem heb aangeschaft, op die zweterige, bijkans uitheemse middagen, waar de lucht zwanger was van wierook en de lucht van kruidig gebakken vlees uit enorme pannen.



Het Leijpark. Voetballen met half door de hitte gesmolten ballen, geel of rood. Badmintonnen op een heuveltje, frisbeeën. Het bruine paard dat wild was van snuiftabak. Keihard fietsen naar het veld waar de luchtballonnen altijd werden opgelaten. De huid op je gezicht voelen samentrekken door de hete lucht van de vlammen, terwijl je aan de mand hangt met toegestroomde mensen, om die goed recht te krijgen voor de instap en oplating. Bijna al mijn herinneringen aan het park draaien om uren die ik daar spendeerde met mijn ouders; Met ma op de fiets naar de vijver, met pa mand-hangen. Ik ben er ook met vriendinnen geweest, maar de beste herinneringen, en ideeën van hoe ouderschap er uit moet zien, heb ik uit de tijd dat ik zes, zeven, acht jaar, en ouder was… En ooit zo enthousiast naar Festival Mundial liep met hen, dat ik halverwege er pas achter kwam dat ik op m’n pantoffeltjes liep en niet op gewone schoenen. (Moest ik weer helemaal naar huis!).



Een doos met veertjes, verloren in de tijd, een pot met stekelbaarsjes, en o ja, enkele grote keien die ergens in een Tilburgse tuin zijn achtergebleven… Ik ben in geen jaren naar het Leijpark geweest, al rijden we er altijd wel langs af als we bij m’n moeder op visite gaan. Behoefte om er heen te gaan is er niet echt. Het is nu toch anders: de vijver is kleiner dan toen ik 5 was, onveranderd of niet. En met je 35 jaar ga je niet meer op je blote poten in een iel riviertje stekelbaarsjes staan vangen.







...Toch jammer.

woensdag 11 juni 2014

Zeventien Jaar



 
Als op vrijdag de 13e Juni de Nederlandse voetbalgekte losbarst, zit ik met m’n hoofd heel ergens anders. Niet alleen omdat ik niets met voetbal heb, maar ook, of liever, voornamelijk, omdat Doug dan 17 jaar dood is. Ik heb ‘t nog eens nagerekend, want het kan bijna niet zo lang geleden zijn, maar het is echt zo. Zeventien jaar. En er is nogal wat gebeurd in die tijd. Niet in de laatste plaats het ontmoeten van, en trouwen met, Kornelis. Bewijs dat hoe verknipt je ook bent, hoe verkloot je leven ook is, soms komt ’t toch nog wel een “soort-van” goed.
Vandaag maakte ik aanstalten om wat behang af te trekken in de gang. Die moet namelijk af zijn voor de nieuwe vloer er over een maand of wat in komt, want die Fix/Finish Knauf-zooi hoef ik niet op m’n fonkelnagelnieuwe laminaat. Bij het neerhalen van de lijsten die aan de muren hingen, hield ik ook weer de kleuren-ets in m’n handen die ik na Dougie’s dood kocht. Een langwerpig tafereel van zeilbootjes met witte zeilen op een nachtelijk meer. Toen ik het in de Nieuwlandstraat in Tilburg bij een galerie in de etalage zag liggen, liet het stuk me niet meer los. Deze was voor mij, ik wist ‘t zeker. In die tijd zag ik seintjes van boven in alles, en of het ook echt ’n signaaltje was of niet, dit soort dingen hielden me staande. Voor zover ik m’n toenmalige staat “staande” kan noemen.
Efin, in een van Doug’s brieven sprak hij over een heuveltje, waar hij op zonnige dagen op ging liggen en van daaruit de zeilbootjes op Lake Ontario kon zien. Ergens staat me bij dat hij daar soms ook herten zag, maar dat kan een toevoeging zijn vanuit mijn eigen mentale plaatje. Hoe dan ook, zeilbootjes met witte zeilen, op Lake Ontario. Hij voelde zich vrij, als hij dat beeld voor zich had.
Getroffen door de kleuren-ets van bootjes in die etalage, ging ik een beetje in verwarring naar huis. De ets was lichtelijk boven mijn budget, maar hij liet me niet los. Na veel bakkeleien zijn m’n moeder en ik alsnog naar de galerie gegaan om ‘m aan te schaffen. Ze was er vast van overtuigd dat ik er spijt van zou krijgen, maar tot op heden is dat nog niet gebeurd. Het is zo’n plaatje waar je een beetje in kunt verdwalen met je gedachten. Even op een heuveltje liggen na een warme dag, kijkend naar de bootjes. Een verbinding met een tijd, een persoon, die toen nog in leven was en misschien hetzelfde gevoel had. Och, ik weet ’t niet…
Zeventien jaar. Volgend jaar achttien. Zo oud was ik net, toen hij stierf. Een -voor mij- half mensenleven geleden.  Ik ben nu ruim 10 jaar ouder dan hij ooit zou worden. De cijfers verliezen al hun betekenis, hoe meer ik er aan denk. Onvatbaar, onbegrijpelijk…. Want als ik lang over ‘m nadenk is de pijn in m’n borstkas weer terug, het gemis weer groot. M’n leven is goed nu. Gold dat ook maar voor hem. Ik hoop ‘t, ergens, in een of andere vorm. Dat het niet vergeten, en het blijven houden van, toch verschil maakt voor ‘m. 
 Zeilbootjes. Er staat er ook een op het Canadese dubbeltje. M’n "aller-favorietste" muntstukje ter wereld. Drie keer raden waarom.


woensdag 19 februari 2014

De gedroomde vurige Venus (Nee, geen Suske en Wiske verhaal)



Dromen. Verhalen zonder begin, midden of eind. Gevuld met bizarre situaties en ontdaan van alle logica, een miasma van losse gedachten en ervaringen uit de wakende dagen er aan voorafgaand. Het slaat nergens op, maar terwijl onze slapende hersenen middels de REM-slaap tabak maken van ons leventje, kan een droom zelf toch ook een aparte ervaring zijn.
Vanmorgen zat ik rechtop in bed om kwart voor zes. Nacht miauwde bij de slaapkamerdeur om brokjes, maar de wekker (en de brokjes) zouden nog 15 minuutjes op zich laten wachten. Kornelis had echter niet de mazzel nog even door te mogen slapen, want ik had hoge nood: de droom van daarnet moest er uit. Dus in zijn armen kwam ’t verhaal er uit, met zo nu en dan wat kriebelend gegniffel in m’n haar.
Mijn droom begon onder de koepel van een wit-marmeren kerk, waar in een lichtelijk rommelig semi-cirkeltje wat mensen op klapstoeltjes zaten.  Ik was daar samen met wat klasgenoten, -jawel, ik zat weer op school!- en we namen wat onwennig plaats op de klapstoeltjes. De reeds aanwezige personen begonnen een voor een ’n identieke, Gregoriaans-georiënteerde zin te zingen. Al was het steeds dezelfde, ik kreeg niet genoeg grip op de tekst om te kunnen duiden wat er gezegd werd, of om ‘m te kunnen herhalen. In mijn oor werd gefluisterd dat dat er niet toe deed: als je maar voelde wat er bedoeld werd, zat het wel snor. De blonde man aan mijn rechterhand, die met de Noormannengrijns in serene extase, zong zijn deel, en keek verwachtingsvol naar mij. Ik wist dat ik het zinnetje niet kon herhalen, maar de melodie zou moeten lukken. In gedachten hoorde ik mijn stem helder Aaaah galmen in lieu van de woorden, maar ik durfde mijn mond niet te openen, bang dat er slechts wat schor gekras van het marmer terug zou komen stuiteren.
Schijnbaar had ik daar toch iets goeds gedaan, of liever, het dan tenminste niet verpest voor de rest. Onze klas kreeg, ieder individueel, een brief van de Pauselijke Nuncius, waarbij die van mij geadresseerd was in de trant van “Aan de bewoner van dit pand”, omdat ze verder niets van me wisten. Ongedoopt, kwam ik in hun gegevens uiteindelijk niet voor. Het perkament was beschreven met een onbegrijpelijke mengelmoes van Italiaans en Latijn, (Lezen doe je met de hersenhelft die knock-out is tijdens dromen, dus letters onderscheiden is onmogelijk), maar de strekking was duidelijk: wij waren uitgenodigd in Vaticaanstad om met Paus Franciscus van gedachten te wisselen. Het thema was Hemel en Hel, en we werden verwacht om…
De deuren van de bus gingen open, en mijn klas struikelde zowat over zichzelf naar buiten. Vaticaanstad was prachtig, en we stonden op wat een representatie van het St. Pieterplein moet zijn geweest. Ik ken ’t alleen van foto’s en tv, maar dat was wat ’t moest zijn. We stonden nog geen minuut buiten om ons heen te gapen toen een beeld, nota bene de Venus de Milo, in tweeën uit elkaar spatte. Hoewel haar benen bleven staan, vloog haar romp honderden meters door de lucht, het verlaten plein over. Waar zonet nog de helft van een van ’s werelds beroemdste vrouwenrepresentaties had gestaan, was vuur. Met wat gegil en open monden stonden we allemaal aan de grond genageld, toen ook een wereldbol (zoals ze in de tuinen van Het Loo staan, maar dan nog groter) diagonaal over de helft spleet en de bovenste aardkorst één grote vuurbol werd. De bus achter ons was inmiddels verdwenen, en daar was een draak/duivel, zoals Aartsengel Michael die versloeg. En het vuur dat gespuwd werd, kwam aardig onze kant op. De draak was, uiteraard, mechanisch, en deed bijzonder veel denken aan die bij Joris en De Draak bij de Efteling, waarbij ook het spuitmechaniek van de vuurspuwer duidelijk zichtbaar was (en een beetje benzine druppelde). Toen ik me uit de voeten maakte voor ik geflambeerd kon worden, greep ik naar de Canon die ik om mijn nek verwachtte: maar mijn camera lag nog in het kamertje in Nederland dat ik achter me had gelaten. M’n mobiel had ik niet mee, noch een ander fototoestel, en dit moest toch echt vastgelegd worden. De bedoeling van de paus was volkomen duidelijk: de hel is overal, altijd, ook hier, en de hemel is de plaats die je in je hart moet houden, ondanks alle verleidingen; jij beslist uit vrije wil over welk pad je bewandelt. Het soort relatief zoetsappige doch lievige tweet welke de Paus de wereld in stuurt, om de zoveel dagen dus. Maar hij mag ‘t, want daar is ‘ie Paus voor. En zijn vernieuwende aanpak om de boodschap vurig over te brengen was ontegenzeggelijk indrukwekkend. Ik rende langs de gebouwen grenzend aan het plein, en verdomd als het niet waar was, het eerste kleine winkeltje dat ik tegenkwam, was een fotozaak. In mijn linker jaszak speelde ik met m’n vingers met een daar aanwezig, ouderwets gebruikt fotorolletje, terwijl ik met handen en voeten probeerde te vragen of ze Mastercard accepteerden, en wat voor soort camera ik stante pede aan wilde schaffen. De beste man kwam aanzetten met een Nikon waarmee ik “wel 75 foto’s kon nemen”, waardoor ik meteen riep dat er dan ook maar 2 Tb aan snel wegschrijvende geheugenkaart bij moest, want we waren hier nog een volle week. Knopjes werden uitgelegd, terwijl de wereld buiten zowat verging met de boodschap die Zijne Heiligheid aan ons ‘kinderen’ wilde meegeven, en mijn  ongeduld groeide met de seconde, terwijl de verkoper bleef zeveren over alle knopjes en palletjes en verdere onzin. En ik was dan weer net te beleefd om te zeggen dat ik ’n Canon wilde, geen Nikon. Maar als dit alles was dat hij had, had ik er echt geen instructies bij nodig, want hoe anders kon ’t zijn. Hier dat ding, kon ik ‘m beleefdheidshalve niet zeggen, maar ik wilde ‘m meteen zelf even gebruiksklaar maken, hopen dat de batterij ‘t deed….
…En dan wordt je zwetend wakker. Ik kan aardig wat elementen uit de droom duiden, of dan in ieder geval herleiden, maar wat het meest bleef hangen was hoe adembenemend mooi alles was. De gotische details van de gebouwen, het meesterwerk van de mechanische draak, en daarbij hoe duidelijk de bedoelingen waren. Wow. Maar mocht je toch een making-of willen: deze week ruimde ik de lade met brieven van koningshuizen op (hobby van me, als je ze schrijft bij gelegenheden schrijven ze terug), en daar zat ook de brief bij van de Nuncius bij ’t aantreden van Franciscus, die deze week weer hier en daar tevens wat vriendelijke tweetjes de wereld in stuurde. Er kwam gisteren een verkeersboete binnen voor te hard rijden in Breda, terwijl Kornelis en ik op dat moment in de Efteling aan ’n pannenkoek zaten om zijn verjaardag te vieren, en onze auto braaf geparkeerd stond op ’t Eftelingterrein. Die dag ben ik ook foto’s gaan nemen van de vuurspuwende draak, terwijl Kornelis in de achtbaan zat. Het mechaniek was duidelijk zichtbaar, en de Joris en de Draak mythe heeft raakvlakken met de aartsengel Michael. Een beeld trouwens, dat ook in de witte Sacre Coeur kerk met haar vele koepels een indrukwekkende aanwezigheid heeft. En de scheiding tussen goed en kwaad, tja… Ik ben The Stand van Stephen King aan ’t lezen, en dat gaat uiteindelijk ook, in heel simpel gestelde extremen, over goed en kwaad met gebruik van christelijke labels en symboliek, en de keuzes die gewone mensen in buitengewone omstandigheden maken. De paar gedichten van Leonard Cohen –helemaal in de Here- die ik ook nog tot me nam voor ’t slapen gaan zullen ook ’t nodige effect hebben gehad.     
Dromen, zeker die van anderen; je hebt er weinig aan. Lap tekst lezen en alsnog zonder echt einde blijven zitten. Tja, dromen… Geen begin, midden of einde, geen echt lineaire tijdsbeleving, geen conclusies.
Maar die had ik je ook niet beloofd.