woensdag 27 november 2013

Parijse Observaties (Zomaar wat losse stukjes)


Cité Metrostation



Ze is mooi. Een verfijnd, Aziatisch gezichtje met studentikoos ziekenfondsbrilletje. Een kleurige baret, zoals het een modieuze Française betaamt, is tot over haar oren getrokken; haar lange zwarte haren piepen er onderuit. Even begrijp ik niet wat ze zo laat nog op een uitgestorven zijstraatje van de grote avenues bij een stortcontainer staat te doen. Dan, als bij donderslag, realiseer ik me dat het matras met kapotte dekens, drie portiekjes terug, aan hààr toebehoort. Terwijl Kornelis en ik doorbenen naar ons hotel, maal ik toch enigszins ontredderd over haar door. Ze lijkt te veel op een porseleinen popje om veilig te zijn op straat. Hoe oud is ze? Achttien, negentien? Jonger nog? De meest gruwelijke scenario’s over wat een vrouw alleen kan overkomen als ze onbeschermd slaapt, komen in me op. En het vriest, in de ijzige rue’s van Parijs. Daar doen die dekens weinig aan. Even denk ik aan de slaapbank in onze kamer, waar nu slechts onze koffers rusten. Maar ik heb de moed niet om terug te lopen naar ’t ogenschijnlijk schuchtere meisje dat mijn blik daarnet ontweek, en ik weet niet wie banger is voor wie... En als ze haar matras en dekens achterlaat, zijn die morgen, net als wij met onze hotelkamer, met de noorderzon vertrokken. Twee weken later, in Nederland, spookt ze nog altijd door mijn gedachten. Hoe kwam ze daar, aan lager wal, en was ze nog te helpen, of reeds reddeloos verloren? Drugs, drank, ze hadden zich geen van beiden in haar gelaat genesteld. Ik hoop dat ‘t haar goed gaat, dat ze veilig is, gezond en warm. Ongeschonden. Dat bovenal. Ik weet wel dat als ze ons om geld had gevraagd, ik ons beider portemonnees had geleegd... Maar ze zei niks, zocht gewoon stilletjes verder in de container met enige schaamte. Een ogenblik slechts, 'n paar seconden terwijl we langsliepen op straat, pratend over wat we die dag hadden meegemaakt. Het moment was voorbij voor we in de gaten hadden dat het een moment wàs.
___

De bordjes die we volgden, na aanwijzigen op de app op mijn telefoon, deden ons in een doodlopend stuk metro-labyrint belanden waar slechts een lift ons uitnodigde in te stappen. Een andere route naar ons perron was er schijnbaar niet. Met enige verwarring stonden we naar het paneel te gapen met een grote rode knop, en héél veel Franse instructies. Die we niet konden lezen. Volslagen nutteloos. Intussen schuifelde een oude, nicotinevergeelde Parijzenaar bij ons de lift in, de metrokaart zo’n beetje in zijn rimpelige gezicht gegrift. Kornelis zei iets over dan maar drukken, en mijn vinger ging naar de rode knop. “Non!” exclameerde de Fransoos, en gebaarde iets dat “Lekker zo laten, komt vanzelf wel goed” voor leek te stellen. Ik schrok even, en begon de kleur van m’n jas aan te nemen; bloos-rood. Bijna hetzelfde moment sloten de deuren zich, en begon onze lift haar weg naar beneden. Daar aangekomen openden de deuren zich op het perron dat we voor ogen hadden gehad. De opa stapte lachend naar buiten, zijn armen wijd, alsof hij eigenhandig dit station speciaal voor ons tevoorschijn had getoverd. “Ouvrir!” (Open!) riep hij uit als een triomferende Houdini, vervolgde zijn weg, en verdween in de malende menigte.     
___

Ze stond in de metro, en haar eigen perfectie was 't kind volkomen vreemd. Ze zal niet ouder dan 14 zijn geweest, wellicht 12 of 13 zelfs, maar ze had de houding van een model, en een onbevangen blik waar de meeste actrices jaren op moeten oefenen. Ze las de Franse tekst naast de deurtjes van onze coupé, maar voordat ik mijn camera kon pakken om haar vast te leggen, keerde ze terug naar haar zitplaats, en haar moeder. Parijs is vol mooie vrouwen, maar het gebeurt niet vaak dat je 'n dergelijk meisje ziet dat je haar schoonheid zelfs niet een beetje jaloers misgunt, simpelweg omdat t haar niet naar t perfecte hoofdje was gestegen. Moge ‘t zo blijven tot in lengte van dagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten