|
Links de sigarenboer, rechts Mari's Groenten & Fruit. Midden, de toegang tot de Van Malsenhof |
Na één enkele aflevering van Roy Donders: Stylist van het Zuiden, staat ‘t
Tilburgse Broekhoven (het Vogeltjesbuurt gedeelte, ook bekend als Broekhoven
III) wat Nederland betreft op de kaart. Een vrij kleurrijke kaart ook nog. Met
glittertjes en pailletten. En heel veel haarspray.
|
De Van Malsenhof. Wij woonden aan de linkerkant, op nummer 6. |
|
De sloop reeds begonnen |
Ik heb mijn vroegste jeugd doorgebracht op Broekhoven I, toen de Van
Malsenhof nog bestond, en de arbeidershuisjes daar generaties Tilburgers hadden
gehuisvest. Mijn oma woonde op Broekhovenseweg 44, vlakbij Mari de groenteboer.
Mari woonde boven de zaak, die over een poort gelegen was. Eenmaal onder die
poort door kwam je bij de achteringang van mijn oma’s huis, en mijn straat:
de Van Malsenhof. In mijn beleving was het een enorme avenue, maar als ik de
foto’s bekijk van vlak voor de afbraak van ons wijkje, was ’t maar een
petieterig stukje karrespoor. Een vriendin van mijn oma, Riet, woonde een paar
huizen van ons vandaan. De jeugdvriendin van mijn moeder woonde tegenover ons,
en háár dochter, Patricia, was mijn beste vriendinnetje. Net wat ik zeg;
generaties waren er bij elkaar en bleven er samen. En ja, het was een
volksbuurt. De deur kon ten alle tijden open blijven, en als je dan thuiskwam
had Tiny met de eeuwige krulspelden en haarnetje van nummer 8, snijbonen uit de
volkstuin bij ’t Leypark op het aanrecht gelegd. Als ik ziek was belde mijn
moeder bij haar naar de dokter, want zelf hadden we geen telefoonaansluiting. Het
was de crisis van de vroege jaren ’80, en van je medemens moest je ’t hebben.
De buurman op nummer 4 was duivenmelker. Toen hij en zijn vrouw 50 jaar getrouwd
waren, maakten de heren in de wijk een bloemenboog van kleurig crêpepapier, kleedden
ze zich als duivenhouder met stofjassen en anti-vogelshit-petjes, en boden hun
geschenk aan: een enorme pot vogelvoer, waar hun kado in stuivers in vermengd
zat. Dat werd toen nog gedaan, letterlijk met de pet rond voor zo’n beetje het
oudste stel op die postcode, wier vogels je ramen vrolijk volscheten.
Ondersteboven vliegen kreeg buurman ze namelijk maar niet aangeleerd.
Patricia en ik speelden in de tent die m’n moeder naar een ontwerp in de
Libelle voor me genaaid had. Danielle, die een paar jaar ouder was dan ik,
tolereerde mijn kinderlijke aanwezigheid ook bijzonder geduldig. M’n eerste
verliefdheid, naast Spiderman en Optimus Prime, was op Jackie met zijn stoere
zakmesverzameling. Jessica en ik lagen elkaar niet meer zo nadat ze me in haar
donkere slaapkamer opgesloten had, maar och. Ik tekende net zo lief in m’n
uppie, op het stenen muurtje om onze voortuin. De moeder van Patricia leerden
me rolschaatsen en fietsen. Tot frustratie van m’n vader, die me niks
aangeleerd kreeg omdat ik een koppig snertjong was. (Mijn woorden overigens,
niet de zijne.). De analfabete Malle Pietje met z’n flaporen en ontbrekende
vingers bracht tot goedmoedige hilariteit van de hele buurt de krant rond die
hij zelf niet kon lezen, en Pita stak m’n rode bal helemaal niet lek toen hij
in haar tuin terecht kwam, al zwoeren de andere kinderen dat geen voetbal
veilig voor haar was. Hoe tekenend is het dat ik, na zo vaak verhuisd te zijn
en eigenlijk nergens ooit echt mijn buren te kennen, de voornamen van de mensen
nog weet uit het gebied waar ik van mijn 3e tot pakweg 10e
jaar woonde? Maar het is zo, en zo was het.
|
Restanten van de Molen. Op de achtergrond de eveneens gesloopte kerk van parochie Broekhoven II. |
|
Kruising Broekhovenseweg / Ringbaan Zuid |
Ik ging echter niet naar de kleuterschool en basisschool om de hoek. Wat de
beweegredenen zijn geweest weet ik niet meer, maar ik kwam op De Kindermolen
terecht, op de grens met Broekhoven II. Vernoemd naar de Molen van Broekhoven,
die al lang en breed in verval was geraakt en ik bíjna niet anders heb gekend
dan als veldje met verdwaalde korenaren, tot de Kwit-Fit er gebouwd werd. Die
eerste dag op de kleuterschool kwam ik naast Ingrid terecht, en we hebben jaren
samen de zwemlessen, de scouting en het puberen overleefd, tot aan ’t
voortgezet onderwijs aan toe. (En tja, Facebook hè. Je komt elkaar toch weer
tegen). De meeste kinderen daar, gingen naar de basisschool waar ook mijn vader’s
broers nog les hadden gehad van de fraters. Die waren al lang weg, maar Meneer
van Son was er nog, een overblijfsel uit de overgangsperiode naar seculier
onderwijs. Terwijl ik daar onderricht genoot, fuseerde de school met De
Kindermolen. Het oude klimrek verhuisde met de kinderen mee naar ons gebouw, en
de R.K. Jozefschool werd omgedoopt tot de neutralere, openbare Populier.
|
Villa Castagnola |
Onderweg naar school liep ik altijd
langs Villa Castagnola, waar de doktersvrouw me ooit nog binnen de hekken uitnodigde
om kastanjes uit haar tuin te rapen. Ik heb die herfst kastanje-poppetjes
gemaakt tot de prikkertjes helemaal op waren. (Of allemaal gebroken… Die kastanjes
waren taai!). Op diezelfde straathoek doorweekte een haastende auto mij en m’n
moeder toen we bij een plas stonden te wachten tot we over konden. En met m’n
verzwikte enkel heeft ze me ooit helemaal naar huis gedragen. Bijna thuis vroeg
ze hoe ’t met m’n zere pootje was. “Goed hoor!” Ik werd prompt weer op de grond
gedeponeerd, want ja, dat had ik ook wel een paar huizenblokken en veel zweet
des aanschijns eerder mogen zeggen!
Uiteindelijk zijn we uit die buurt vertrokken, omdat alles gesloopt werd. Het
knusse huisje van mijn Oma, waar een geschilderde replica van de albumhoes van
Osibisa op zolder stond, verdween. Er was altijd soep of een beschuitje met
gestampte muisjes voor me bij Oma, de blauwe druifjes stonden daar in de tuin
die ik harkte, met de ouderwetse zinken vuilnisbakken bij de poortdeur… En Oma in d’r kleurige schorten moest verhuizen
naar de nieuwbouwflat in de binnenstad waar pakweg twee decennia later m’n
moeder ook zou gaan wonen. Ze heeft er nooit echt contact met de buren gehad,
mijn Oma. Het was geen flat-mens. Ons eigen huisje met de achtertuin waar ik de
plantjes melk en wittebrood gaf omdat ze dan net als ik, goed zouden groeien, moest plat. En
terwijl de buurt langzaam leegliep, werden de leegstaande huizen met regelmaat
in brand gestoken. Met benzine doordrenkte brandende autobanden werden naar
binnen gerold. Soms iets dichter bij bewoonde huizen dan ons lief was. In mijn
herinnering ging er wel eens in de week een huis of twee in vlammen op. Er werd
vaart gezet achter de sloop om erger, -gewonden, doden- te voorkomen. Grijze
blokkendozen kwamen er voor in de plaats. Mijn oude kleuterschool ging tegen de
vlakte, de molen waar ze naar vernoemd was achterna. Villa Castagnola moet
plaats maken voor de Lekker & Laag, tegenwoordig de Jumbo. En deze zomer
zag mijn oude basisschooltje voor de laatste keer kinderen vertrekken bij de zomervakantie.
Inmiddels was ze tot Zuiderlicht omgedoopt, en verworden tot “lespunt”. Wat is
een “lespunt” in godsnaam? Wat is er mis met “school”?!
In Tilburg heeft men het nog altijd over Cees de Sloper; burgemeester Becht,
die al wat mooi was aan Tilburg met de grond gelijk maakte. Het oude
gemeentehuis, het treinstation, het plein voor het Paleis Raadhuis. Alles moest
er aan geloven. Maar lang na zijn vertrek bleef Tilburg in flux. Broekhoven I,
zoals ik het me herinner, is in de loop van mijn jeugd verbrokkeld voor mijn
ogen.
|
Precies zoals ik ze had! |
“Vroeger” is een land hier ver
vandaan, dat ruikt naar Oma’s soep en gestampte muisjes. Naar het lichtelijk verlepte groenige geurtje van Mari de groenteboer en het tabaksaroma, gemengd met cederhout, van het sigarettenwinkeltje aan de andere kant van de poort. Het is er welriekend, naar zomer en kinderzweet, en je reist er doorheen op geel-blauwe
rolschaatsjes van Bart Smit. Dàt is Broekhoven. Dat is,
in mijn gedachten, nog altijd Tílburg. Minder haarspray en glitters. Meer
geborgenheid en warme herinnering. Dàt is waar ik vandaan kom. Dàt krijgt niemand gesloopt.
…En hier in Baarn wordt ik als “Koude Kak” bestempeld! O, ironie!