Mill Street, appartementencomplex ; voormalig postkantoor. Foto: wiki |
Het is een beetje
moeilijk met elkaar te rijmen, soms… Of altijd, eigenlijk wel. De dingen die ik
deed in m’n pubertijd en vroege twintig, met wat en wie ik nu ben. En toch…
Soms komen aspecten van vroeger weer bovendrijven. Kleine herinneringen die
soms uit het niets opduiken, door een bezoek aan de supermarkt, of een
opgevangen conversatie op Facebook, en daarmee anderen weer aantikken; een
dominorijtje.
Een blikje Mountain Dew (Of
Mtn Dew, zoals het tegenwoordig gelabeld is), is in Nederland niet echt
denderend makkelijk te krijgen. Het is zoeter dan zoet, met ’n licht-radioactief
kleurtje, en als je geen Coop in de buurt hebt, of een Subway, zal je ’t
waarschijnlijk nooit proeven ook. In 1997 liepen Doug en ik vaak langs de
Highway 7 / Guelph street, want tja, ander vervoer dan de benenwagen hadden we
niet. Halverwege onze gebruikelijke bestemmingen liepen we langs een
frisdrankautomaat, en als we ’t konden missen kochten we een blikje Mountain
Dew, of Pink Crush (Ook gruwelijk zoet, en radioactief roze in plaats van
groen/geel). En toen het net gesneeuwd had, was er eigenlijk niets leuker dan
in de sneeuw spugen. Roze en groene speekselkloddertjes vrolijkten de
besneeuwde stoepen op, en we konden ze naar huis volgen als broodkruimels, op
de terugweg. Kinderlijk plezier in een periode die eigenlijk vrij zwaar was. (We
waren idioot arm, maar we hadden elkaar).
Och ja, die sneeuw… Toen
ik net aankwam was de dooi juist ingevallen. Van de befaamde Canadese winter
kreeg ik derhalve dus niets mee. Ik was wat teleurgesteld, maar toen ik op een
avond onder de douche vandaan kwam en het keukenraam uit keek, was er een heuse
sneeuwstorm op gang gekomen. Ik had nog nooit zoiets gezien, een tiental
centimeter sneeuw in het tijdsbestek van één enkele douche! Ik stuiterde door
het appartement, en smeekte Doug om met me naar buiten te gaan. Een beetje Canadees
weet dat je in een sneeuwstorm niet naar buiten gaat, zeker als je haar doornat
is, maar goed… Wij naar buiten. Georgetown had er nog nooit zo mooi vredig
bijgelegen. We liepen door uitgestorven straten, en de straatlantaarns
verlichtten onze weg met grote poelen schitterend wit aan onze voeten. Hand in
hand, rillend, dagdroomde Doug wat over een seizoensbaan als sneeuwschuiver
voor de gemeente, en we gingen pas naar huis toen mijn haar stijfbevroren was, en
de kou niet meer te harden. Ik ben altijd een fan van sneeuw geweest, maar dat
was met recht een van de mooiste sneeuwwandelingen ooit, tussen de anders zo
grijze nieuwbouwflats aan de rand van de stad.
Zoals gezegd, we hadden
niet veel. Geen vervoer, geen kabel tv, met regelmaat ook geen eten, maar dat laatste
wist m’n familie in Nederland niet. Wat we wel hadden was een oude stereo-installatie
die we te leen hadden van, naar ik geloof zijn zus… En er ging een wereld voor
me open. Mmm-Bop van Hanson was een hit, en Our Lady Peace’s Raine Maida’s stem
was een openbaring. Nederland was totaal vergabberd, maar daar hoorde ik zowaar
èchte muziek op de radio. Gitaren, zang, zonder autotuner of mechanische beats.
De Canadese top 40 en classic rock zenders waren vaste prik bij ons. Indertijd begon
ik ook met het overstappen naar Engelse boeken, met dank aan de bibliotheek van
Halton Hills, waar lidmaatschap gratis was en dus automatisch aantrekkelijk. Er
waren wel wat Nederlandse boeken aanwezig, maar nee… Met de radio op de
achtergrond las ik Stephen King’s Dead Zone voor ’t eerst zoals hij bedoeld was,
snel gevolgd door Cujo en vele anderen. Sindsdien heb ik de belazerde Nederlandse
vertalingen links laten liggen; King’s taalgebruik is zoveel rijker dan we hier
voorgeschoteld krijgen.
Soms mis ik Georgetown nog wel… Yong’s chinees restaurant
waar je sweesoosoos kreeg bij de rijst (Sweet & Sour sauce kon de man niet accentloos
uitspreken, en ik als Hollandse kon met zijn accent weer niks, dus Doug moest
tolken), en het kleine paadje in de bizar beboste driehoek van de straat, waar
je een stukje naar Guelph St. kon
afsnijden. Wonen in een voormalig postkantoor was helemaal hip, zeker ook omdat
Doug en ik elkaar via de post leerden kennen, en och, onze Misha… Klein frutje
van een poesje, waar ik aluminiumfolie-balletjes voor maakte zodat we tijdens
de afwas samen konden voetballen.
Tegenover dat huis is de
flat waar Doug stierf. Als ik ons oude huis wilde zien, kon ik die rotflat niet
ontwijken. Ik ben nog wel eens teruggegaan naar Georgetown, in de jaren daarna.
Inmiddels heb ik de oversteek al zo’n 10 jaar niet meer gemaakt, maar misschien
ooit nog eens. Ik wil Kornelis de plekken laten zien die voor mij zo belangrijk
waren.
Ik vraag me wel eens af
wat Doug zou vinden van de vrouw die ik nu ben. Ergens ben ik nog wel die meid
die stippeltjes roze sneeuw achter zich liet langs Hwy 7. Er is veel veranderd,
maar dat zit er tenminste nog wel in...