maandag 23 december 2013

(Niet zo heel erg) Stille Nacht



Weinig dingen zijn zo funest voor de kerstsfeer als een bezoek aan de lokale Albert Heijn, op de avond twee dagen voor Kerst. De stampvolle parkeerplaats had een indicatie kunnen zijn wellicht… En het feit dat de lieve Wit-Russische dame van de daklozenkrant door de gillende, winkelpubliek-met-handscanners-dood-zappende koters haar uit haar droge halletje de regen in hadden gejaagd ook. Vanonder haar inmiddels uitwringbare mutsje, weggedoken in haar jas, wenste ze ons een goede avond, waarna we naar binnen struikelden.
…Eenmaal binnen struikelden we lustig verder. Over vakkenvullers die bijkans wanhopig poogden de schappen te vullen, onder toeziend oog van morrende klanten die ook in dat schap wilden zijn; de koopwaar werd nog net niet uit de vuller’s handen gegrist. En over kinderen die door het pand races hielden, en probeerden de glazen winkelpui van binnenuit te slopen met grof geweld. Moeders die òf levensmoede uit de ogen keken, òf net deden of ze kinderloos waren gebleven en het echt haar kinderen niet waren die "MÁÁÁÁMMÁÁÁÁÁÁ" gilden, zeulden zichzelf door de wandelpaden. Slalommend om de kratten van de vakkenvullers heen, en de licht schizofrene zwerver ontwijkend die bij de groenten bleef hangen en tegen alles en iedereen aan ging ouwehoeren, baanden we ons een weg door wat bijna niet anders betiteld kan worden dan het Voorportaal van de Hel.  Moordnijgingen kregen steeds meer de overhand. Met een grote boog terug richting de groenten, hopend dat de getikte man met lang haar en glitter-cowboyboots reeds was vertrokken en de weg vrij zou zijn richting de erwtjes en worteltjes, verdraaide ik vloekend m’n onderrug, staand op de hoek van het gangpad. Verwensingen uitend stond ik met een gezicht als een donderwolk naar Kornelis te kijken, die gewoon doorkletste, aangezien hij mij boven het kabaal onmogelijk nog kon verstaan. Ik kijk vervolgens de gang in, en wie staan daar?
Een van Kornelis z’n neven, en diens vriendin. Leuk, goed uitziend stel, vlot, werken in de zorg; je kent ze wel, mensen die ’t allemaal op een rijtje hebben, en hóúden. Het eerste wat ik zeg is: “Begin in godsnaam nooit aan kinderen!”. En ik heb er meteen spijt van, want het zouden niet alleen puike koters zijn, maar zíj zouden ze als ouders zijnde nog in ’t gareel kunnen houden ook. Stom, stom, stom. De melding dat ze ’t diezelfde middag nog drukker hadden gezien, met auto’s die rondreden tot er een plekje vrijkwam op de parkeerplaats, deed ons voornemen volgend jaar òf gaan vasten, òf alles maar uit de vriezer trekken, òf ergens uit eten gaan waar kerst simpelweg niet bestaat.
Ik hou van kerst, echt waar. Maar ik denk niet dat de kerstgedachte bestaat uit winkelpersoneel en onschuldige winkelaars terroriseren met races, gebonk en gegil. Ik geloof niet in een kerstgeest die de schat van een daklozenkrantverkoopster haar toevlucht doet nemen in de regen, omdat de kinderen binnen onhoudbaar zijn.  Zulk gedrag had ík eens moeten uitproberen… Ik was een stil, verlegen opdondertje, en nog werd me wel eens verweten dat ik brutaal was. Nee… Een wáárlijk Stille Nacht (b)lijkt een mythe, helaas. Maar eenmaal bij ons thuis is het wel redelijk rustig. Kornelis speelt zachtjes gitaar omdat hij kerstliedjes wil instuderen, de wasdroger ruist op de achtergrond. Onze kerstboom twinkelt wat in de woonkamer. De witte chocolademousse met vanille, en de potjes champignons hebben het ook naar de ijskast en de provisiekasten gered… Voorlopig is het vrede op aarde. Bij ons thuis dan, tenminste.
De kerstgedachte. Vrede op aarde aan alle mensen van goede wil... Beetje moeilijk soms. Bij het verlaten van de AH werd ons een timide lach en een “fijne feestdagen” geboden door de daklozenkrantverkoopster. Bij de auto plofte ik enigszins voorzichtig neer op de stoel, wat m’n onderrug in dankbaarheid accepteerde, en begon ik te graven naar ’t extraatje dat ze altijd krijgt met kerst. “Nee, dat heb ik ook nog wel in m’n portemonnee, ga jij maar gewoon rustig zitten.” Heel even later heeft Kornelis het boodschappenkarretje teruggebracht, en ons kleinigheidje gedeponeerd bij de Wit-Russin die altijd verlegen wordt als we iets meer dan anders doen. “Ze vond ’t te veel. Dus ik ben maar snel weggelopen, anders geeft ze wat terug.” Nee…. Ze heeft ’t meer dan dubbel en dwars verdiend. Want stiekem is het wel zo dat in die chaos, ze nog altijd glimlacht als een engel; de rust en bescheidenheid zelve. Een klein fragmentje Kerst met een doorweekte muts op.